Bezoekers Sixtijnse kapel worden eerst gekoeld en gestofzuigd

Om stof- en vochtschade aan de fresco's van Michelangelo te voorkomen, zullen de 5 miljoen toeristen die jaarlijks de Sixtijnse kapel bezoeken voortaan eerst worden opgefrist en schoongemaakt. Dat meldt Antionio Paolucci, de directeur van de Vaticaanse Musea. De 20.000 bezoekers per dag laten teveel zweet, stof, huidschilfers en haren achter en dat zorgt voor lagen vol vuil op de muurschilderingen. Tussen 1980 en 1994 werd de Sixtijnse kapel volledig . Vanonder asgrauwe vuillagen kwamen de oude warme kleuren van Michelangelo's meesterwerken tevoorschijn, maar die dreigen nu alweer onder het vuil bedolven te worden. De huidige luchtzuiveringsinstallatie is hier niet tegen opgewassen. Op weg naar de kapel zal 100 meter speciaal tapijt worden gelegd dat de viezigheid van de schoenen van toeristen opneemt. Langs de zijkanten van deze gang komen ventilatieopeningen die de stof van de kleding van de bezoekers zuigt en de temperatuur wordt verlaagd om de warmte en vochtigheid van de lichamen te temperen. Bovendien worden luchtzuiveringsinstallaties gebouwd, want ook de CO2 die de bezoekers uitademen is niet goed voor de kunstwerken. Het Vaticaan is ook van plan om een virtuele tour door de kapel aan te bieden, zodat de bezoekers een close-up van de figuren in de fresco's kunnen bestuderen, zonder dat ze verdrongen worden door de massa mensen in de kamer. Critici hopen dat het aantal bezoekers sterk zal worden beperkt. Afgezien van het vuil geeft de kapel meer het gevoel dat je je in een druk treinstation bevindt, met zakkenrollers en al, betogen zij. De Italiaanse schrijver Pietro Citati noemt een bezoek aan de kapel 'een onvoorstelbare ramp' waarbij toeristen voorbijtrekken als 'dronken kuddes'. Maar Paolucci wil dat de kapel voor iedereen toegankelijk blijft. 'De Sixtijnse kapel is geen museum,' vertelde hij de . 'Het is een gewijde ruimte waar belangrijke liturgieën worden gevierd en waar pausen worden gekozen. Het is de synthese van de katholieke theologie.'

Bron(nen): The Guardian