In het koninkrijk Bhutan in de Himalaya worden op de gevels van woningen penissen geschilderd om boze geesten af te weren. Op het platteland zie je ze nog overal, maar in de steden worden ze zeldzamer.
Het land heeft veel moeite om haar unieke lokale cultuur te beschermen tegen invloeden van buitenaf. De eerste buitenlandse toeristen kwamen pas in 1974 en televisie was verboden tot 1999 uit angst voor Westerse invloeden op een volk, dat nooit gekoloniseerd is, ondanks zijn kwetsbare positie tussen India en China.
De geschiedenis van de fallus gaat terug tot de mythische figuur Drukpa Kunley, ook bekend als de 'Goddelijke Gekke Monnik', die door het land zwierf, vele vrouwen verleidde, alom kinderen verwekte en de demonen versloeg die de toegang tot de valleien van Bhutan bezet hielden in de 15e en 16e eeuw. Dat laatste deed hij met zijn
penis. Hij mediteerde en ontwikkelde daarbij zoveel innerlijke warmte dat zijn fallus veranderde in een hete ijzeren staaf die hij gebruikte om de demonen te verbranden.
De schilderingen op de huizen zijn dan ook een eerbetoon aan Drukpa Kunley en behalve tegen boze geesten beschermen ze ook tegen onvruchtbaarheid. Maar in Thimphu rijzen de flats en winkelcentra als paddenstoelen uit de grond en brengt men de falussymbolen niet meer aan. De mensen worden daar meer beïnvloed door het Westen en misschien schamen ze zich voor deze eeuwenoude traditie. Te verwachten valt dat de peniskunst over 10 jaar helemaal uit het straatbeeld verdwenen zal zijn.