"Als ik me verveel, drink ik. Af en toe leg ik mezelf een periode zonder drank op. Na mijn hartoperatie moet ik opletten, ook met cholesterol en zo. Hoe dan ook, ik ga niet sterven. Nu nog niet. Ik heb nog energie. Als ik begin te
drinken, kan ik niet drinken zoals een normale mens. Ik kan twaalf, dertien, veertien flessen op een dag opdrinken". "Ik begin meestal thuis te drinken, nog voor tien uur 's morgens. Champagne of rode
wijn. Dan weer champagne. Daarna pastis, tot een halve fles. Dan eet ik, en daarbij drink ik nog twee flessen wijn. In de namiddag is het champagne, bier en rond 17 uur maak ik de fles pastis soldaat. Later op de dag is het wodka en of whisky". "Maar ik ben nooit stomdronken, eerder wat aangeschoten. Dan doe ik tien minuten een dutje en voilà, na een slok rosé voel ik me weer zo fris als een madeliefje. "Maar ik hou van het gevoel van euforie dat drank me geeft. Mensen die echt van wijn houden, drinken niet veel. Als je kwaliteitswijn waardeert, nip je ervan. Je kan je niet zat zuipen met een Grand Cru. Het is als met nouvelle cuisine, dat lust ik ook niet. De wijn die ik verbouw, is geen bewaarwijn. Het is de wijn die je met vrienden drinkt tijdens een kaartspelletje". "Wat ik zo leuk vind aan dronken zijn, is het moment van enthousiasme. Maar als je dat telkens weer meemaakt, moet je beginnen opletten. Er is meer in het leven dan dronkenschap".