A.F.Th. van der Heijden: "Er is zelden nog totale wanhoop over Tonio”

Boeken
zaterdag, 17 november 2018 om 20:54
welingelichtekringen header 1

Schrijver A.F.Th. van der Heijden en zijn vrouw Mirjam Mirjam Rotenstreich verloren negen jaar geleden hun enige kind, Tonio. Hij verongelukte. “Mirjam en ik hebben het ons wel eens serieus afgevraagd, toen het verdriet nog vers was: we missen hem zodanig, en die arme jongen heeft alleen maar school gedaan, is nooit aan het echte leven toegekomen... Is het niet eerlijk als wij alsnog samen met hem ten gronde gaan? Hoe dat er dan zou moeten uitzien, was niet duidelijk – je moet wel héél veel drinken om daaraan het leven te verliezen. “Maar we hebben uiteindelijk tegen elkaar gezegd: dan maar hard aan het werk. Dat het dáár­in gaat zitten.”

Heeft zijn dood uw leven zinloos gemaakt?

“Niet zinlozer dan het al was. Ik ben niet iemand die zegt: het leven had zin voordat Tonio ons ontviel. Daarvoor was ik me er ook van bewust dat het leven in essentie geen zin heeft. Als je daarvan overtuigd bent, kun je twee kanten op: dan heeft geen enkele bezigheid meer betekenis, dan kan ik beter op de bank gaan liggen en de tijd over me heen laten vloeien, of je kunt zeggen: binnen die zinloosheid kan ik nog altijd wat zin schéppen, voor persoonlijk gebruik. Door het bestaan in kunst te vangen.”

Krijgt verdriet ook een warme kant? Als je beseft dat het nooit meer weggaat, en dat je het maar beter geen akelige gezel kunt laten zijn?

“Ja. Daar hebben Mirjam en ik ook voor gekozen. Op gezette tijden kruipen we naast elkaar op de bank, en dan gedenken we Tonio. Daar hoort een glas bij, maar vooral veel gepraat. Om hem te heroprichten. Ik merk vaak heel veel verdriet bij Mirjam. Dat is er bij mij ook, maar bij haar is het gemakkelijker te merken. Het hele proces heeft iets troostends. Het is zelden nog totale wanhoop. Die was er in het begin wel. Je bent je zoon kwijtgeraakt, je wordt ’s nachts wakker, en héél even is er een aangename echo van de droom waar je net uitkomt, en dan is er elke keer weer die gedachte die dwars door je heen slaat: hey, hij is er niet meer. Het is wáár, ik heb het niet gedroomd.”

Bron(nen): De Morgen