Brief van Harry Mulisch aan zijn ongeboren kind ('Zonder Eichmann had het geleefd.)

Boeken
zaterdag, 22 oktober 2016 om 8:42
welingelichtekringen header 1
In 1961 was Ineke Verwayen - zijn toenmalige vriendin - zwanger van Harry Mulisch. Mulisch was bezig aan een boek over het proces Eichmann, de oorlogsmisdadiger die door Israel ontvoerd uit zijn schuilplaats in Argentinie, werd berecht in Jeruzalem. Mulisch was dus veel in Jeruzalem, maar bezocht samen met zijn zijn zwangere vriendin Wenen voor onderzoek naar Eichmann. . Het is vandaag 26 augustus 1961 en je bent naar schatting 5 millimeter groot en minus 1 maand oud. Je vertoeft in het paradijs. Dat is jouw situatie. De mijne is iets anders. Mag ik mij voorstellen? Ik heet Harry Mulisch, ben 1 meter 85 lang, plus 34 jaar en een maand oud, ik woon in Amsterdam, en ik zal je vader zijn. Buiten regent het en in de wereld is het een rotzooi. (...) Je mist niets. De hele zomer is het bovendien beroerd weer geweest. Titov draaide op maat om de aarde. Op 8 augustus kregen wij het vermoeden dat je aan het gebeuren was geslagen, volgens een berekening die je later ook zult gaan beheersen, ben je op 29 juli gaande geworden. Daarmee sta je in een fraaie familietraditie, want het was mijn verjaardag. Je grootvader is op zijn verjaardag gestorven, jij bent op de mijne verwekt. Bovendien werd ik die dag precies zo oud als je grootvader was, toen hij mij verwekte. Het zou mooi zijn als ik nu bijvoorbeeld op jouw verjaardag stierf. Wij zijn mensen van de klok! Ik ga hier voor jou de notities maken die ik zelf graag van mijn vader had willen hebben. Waar was ik tussen eind oktober 1926 en 29 juli 1927? Natuurlijk: in het paradijs - maar waar was het paradijs? En wat deed mijn vader? Waar hield hij zich mee bezig? Wat gebeurde er in die maandenlange periode van tegelijk te zijn en niet te zijn? Een van mijn oudste theorieën is die van de 'baarvader', tien jaar geleden uitgedrukt in mijn eerste boek: zoals het lichaam van het kind ontstaat in dat van de moeder, zo ontstaat zijn geest in die van de vader, door een onzichtbare navelstreng ermee verbonden. Als het 'waar' was, zouden zwangere weduwen alleen idioten ter wereld kunnen brengen - maar misschien is het bruikbaar. Wat ik ga doen is hetzelfde als wanneer je moeder dag na dag zou bijhouden wat zij eet. Thee met beschuit, koffie, broodjes met vlees, koffie, een gebakje, een cotelet, aardappelen, sla, een glas wijn, kaas, koffie, een broodje tartaar, twee uitgeperste sinaasappelen. Dat 'ben' jij natuurlijk niet, maar het heeft wel iets met je te maken. Het is een voorwaarde. Vergeleken met mij heeft je moeder het overigens nogal makkelijk. Zij zit achter mij in een stoel en leest Anna Karenina, - intussen ben jij gaande. De tijd is in haar gevaren en doet het werk. Ik moet alles zelf doen. Al ben je nog maar zo klein als de groene vliegjes die nu en dan door het open raam naar binnen vliegen, toch zal ik je maar dadelijk vertellen, dat ik voor mijzelf een doel heb met deze schrijverij. Ik wil de afstand tussen ons zo groot mogelijk maken. Nu is moeilijk uit te leggen waarom dit niet hardvochtig is, maar het omgekeerde. Met kleine afstanden tussen ouder en kind heb ik slechte ervaringen opgedaan. Ik wil je niet zien als 'mijn zoon' of 'mijn dochter', maar als ook een mens. Misschien zal ik er dan zelf een voor jou zijn. Als je intussen mocht denken dat ik blijkbaar vreselijk met je in mijn maag zit (gelijk je moeder met je in haar buik), vergis je je lelijk. Ik heb twee maanden geleden tot je besloten. Dat is te zeggen, niet tot 'jou' natuurlijk, want ik weet niets van je, zelfs niet je geslacht - maar ik heb besloten een kind te krijgen, een vreemdeling in huis te nemen. En ik zal je krijgen zoals ik mijzelf heb gekregen en nog van dag tot dag krijg, soms met vreugde, soms met afkeer. En zo min als ik jou zal persen in het harnas 'mijn zoon', of 'mijn dochter', om vervolgens harnassigheden van je te verwachten, evenmin pers ik mijzelf in het harnas 'ik', om vervolgens van ijzer te worden. Geen geknars bij onze bewegingen! Geen olie nodig voor verroeste scharnieren. Zondag 27 augustus: Mijn situatie is als volgt. Vorige week schreef ik mijn voorlopig laatste Eichmann-artikel, ruimde mijn schrijftafel op en verwoestte, als na ieder boek, de stapels handschriften, varianten, notities, uittreksels, knipsels - wat geen ingang heeft gevonden in het werk, moet van het aardoppervlak verdwijnen. Omdat ik geen zin heb in vakantie, moest ik eindelijk tot een besluit komen over een nieuw projekt. Eichmann heeft mij een half jaar van mijn leven gekost (wat minder is dan de meesten die met hem in aanraking zijn gekomen); het is een ervaring die ik niet meer weg kan denken. Verschillende plannen boden zich aan. In de eerste plaats natuurlijk een roman, waarvoor De zaak 40/61 een voorstudie was, - maar ook Het stenen bruidsbed is er al een voorstudie van geweest. Ik wilde eens iets totaal anders, ik kon al niet meer slapen 's nachts, tot mijn keel vol lijken. Al lang waren er ideeën voor essays, maar ik wilde een verhaal; ik begon aan een imaginaire reisbeschrijving te denken. Sinds mijn terugkeer uit Israël las ik reisbeschrijvingen van ontdekkers uit de twaalfde, dertiende en veertiende eeuw: Giovanni Piano Carpini, Willem van Rubroek, Odoric van Pordenone. Het had natuurlijk te maken met mijn eigen reis, maar meer nog met bepaalde veranderingen in mijzelf, een ontdekking waarmee jij zelf alles te maken hebt. Het is de ontdekking van de werkelijkheid in haar onherroepelijkheid. De ontdekking dat twee maal twee vier is. Uit:
In het Prater maken ze een paar ritjes in de botsautootjes.'Hier is het gebeurd', noteert Mulisch in 1986, onderaan een brief uit 1961. Daarmee doelt hij op een bloeding die Ineke kreeg, en die op 5 oktober leidde tot een miskraam.
De brief maakt onderdeel uit van een prachtig stuk vandaag in de Volkskrant over wat biograaf Robbert Ammerlaan aantrof in de werkkamer van Mulisch.

Robbert Ammerlaan: Zijn eigen land

De Bezige Bij; 416 pagina's; € 39,99.
Verschijnt 30 oktober, de zesde sterfdag van Harry Mulisch. Vanaf 3 november in de boekhandel.
Bron(nen): De Volkskrant