Schrijver Ben Coates kent ons heel goed, ook onze mooie kanten. Maar in de Guardian vraagt hij zich af waarom we zo onbeschoft zijn.
"Voor een Engelsman is Nederland een prachtige plek om te wonen. De steden zijn mooi, de stranden glorieus; de openbare diensten uitstekend en het bier smakelijk. Er is maar één probleem: mensen zijn ongelooflijk onbeschoft.
Stel een ongerijpt idee voor tijdens een zakelijke bijeenkomst en je zult op brute wijze worden afgekapt. Vraag een vriend of hij denkt dat je bent afgevallen en je zult zijn antwoord niet leuk vinden. Bij een teamproject op het werk zult het gevoel hebben dat je meedoet aan een vechtpartij in de kroeg.
Ik herinner me dat ik een Nederlandse vriend eens enthousiast vertelde over een nieuw boek waaraan ik werkte, en hem vertelde wat mijn bedoeling was, hopend op morele steun. "Het klinkt heel saai," zei hij voordat hij wegliep. "Ik denk niet dat iemand het zal lezen".
Voor een buitenstaander is deze directheid vooral schokkend omdat het botst met wat we denken over de Nederlanders. In de populaire verbeelding zijn het opgeruimde, open en gastvrije mensen, beroemd om hun diplomatie en het maken van deals. Als je veel tijd in Nederland doorbrengt ontdek je dat onverbloemd de waarheid spreken hier alomtegenwoordig is; ook een deel van de nationale cultuur netals fietsen of onuitspreekbare plaatsnamen.
In Nederlandse ogen is botte antwoorden geven geen teken van zwakte, maar een eerbetoon. “Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg!”, verklaarde de rechtse politicus Pim Fortuyn. Nederland vond het fantastisch.
De gewoonte van directheid is geworteld in de Nederlandse geschiedenis en geografie. "Holland heeft geen bergen", schreef de romanschrijver Cees Nooteboom ooit. “Alles is openbaar. Geen bergen, geen grotten. Niets te verbergen. Geen duistere plekken in de ziel. 'Het land is gebaseerd op calvinistische waarden van eerlijkheid en transparantie en bloeide tijdens de Gouden Eeuw deels door te dienen als een toevluchtsoord voor rebellen en innovators die elders niet welkom waren.
De constante noodzaak om zich te verdedigen tegen overstromingen had ook een grote impact: omdat het akkerland van de ene persoon in gevaar was als een ander zijn dijken niet sterkhield, was het essentieel dat beslissingen collectief werden genomen.
In het Nederlandse 'poldermodel' zijn overheden altijd coalities en worden belangrijke beleidswijzigingen vaak pas na maanden van onderhandelingen tussen verschillende partijen, vakbonden en belanghebbenden genomen. Het hele systeem hangt af van dat iedereen zich vrij voelt om zijn mening te uiten. En wanneer je altijd bezig bent met het bouwen van dijken, helpt het om er niet omheen te draaien en een schop een schop te noemen.
Ik vroeg ooit aan een CEO die van Texas naar Den Haag was verhuisd wat het belangrijkste verschil tussen de twee werk-culturen was. "In Nederland hebben we nog veel meer vergaderingen", verzcihtte ze. "Veel meer." Maar collegialiteit gaat ook gepaard met informaliteit: dit is een land waar velen een spijkerbroek dragen op kantoor, en zelfs de koning fietst. Gelijkheid wordt gewaardeerd, organisaties zijn plat en hooghartigheid is een hoofdzonde. In die context lijkt rechtstreeks spreken niet alleen noodzakelijk, maar natuurlijk. Als je iets niet leuk vindt, waarom zeg je het dan niet gewoon?
"Ik kwam tien jaar geleden voor het eerst naar Nederland. Mijn Nederlandse vrouw en ik vaak begrijpen elkaar nog steeds niet altijd. "Je hebt me niet verteld dat je niet naar het diner wilde gaan!", klaagde ze. Terwijl ik duidelijk was geweest: "Ik veronderstel dat we kunnen gaan, maar er zijn misschien beter opties”.
Na verloop van tijd heb ik geleerd om directer te zijn. Het leven lijkt nu eenvoudiger. Als ze me vraagt of ik ergens tegen mijn zin naartoe wil, antwoord ik nu in het Nederlands: “Nee”.