‘De moeilijkheid is niet zozeer het ontwikkelen van nieuwe ideeën, maar het ontsnappen aan de oude,’ schreef de econoom John Maynard Keynes lang geleden al. Als één wetenschap daar last van heeft, is het de economie wel. Rutger Bregman zette voor 7 economische ideeën over
ongelijkheid op een rijtje, die echt hun langste tijd gehad hebben. Het zou mensen stimuleren om te excelleren en te investeren. Maar onderzoek van het IMF laat zien dat landen met minder ongelijkheid een hogere, duurzame groei kennen. Een van de verklaringen is dat rijke mensen een kleiner deel van hun inkomen consumeren wat slecht is voor de werkgelegenheid. Dat was misschien vroeger zo, maar nu niet meer. Tussen 1949 en 1953 ging nog 80 procent van de groei naar de armste 90 procent, tussen 2009 en 2012 ging die groep er juist op achteruit, terwijl de bovenste 10 procent alleinkomensgroei naar zich toetrok. De loongroei is in de meeste landen achtergebleven bij de groei van de productiviteit. Werknemers zijn meer gaan produceren, maar daar zijn vooral de bedrijfswinsten van gestegen, niet de salarissen. In Nederland en ook in de VS is aangetoond dat het juist vaak omgekeerd is: hoe excessiever de lonen, hoe slechter de bedrijfsprestaties. De grootste kansen om hogerop te komen heb je in het relatief inkomensgelijke Denemarken. De Amerikaanse econoom Alan Krueger zegt zelfs dat hoe ongelijker een land is, hoe meer je afkomst je toekomst bepaalt. In de afgelopen decennia is de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden alleen maar gegroeid. De komst van robots op de arbeidsmarkt bedreigt vooral het werk van de middenklasse. Er komen altijd weer nieuwe banen, maar vooral aan de onderkant en aan de top. Nederland doet het in vergelijking met andere landen niet zo slecht, maar ook hier neemt de ongelijkheid toe. De armste 10 procent is er tussen 1977 en 2011 met 30 procent op achteruitgegaan.