Precies twintig jaar geleden werd de euro ingevoerd. Het was de start van wat misschien wel het grootste succesverhaal van de Europese Unie is geworden: een eenheidsmunt voor de meeste lidstaten. Met ingang van 1 januari 1998 werd de euro ingevoerd voor de financiële markten. Pas aan het begin van 2002 ging het Europese volk met de munt betalen. In het begin klonk er veel gemopper. Prijzen zouden fors zijn gestegen en mensen konden maar moeilijk afscheid nemen van hun nationale munteenheid. Dat is nu anders. Uit onderzoek blijkt dat driekwart van de bevolking in de eurolanden ervan overtuigd is dat de munt goed is voor de economie. Voorzitter van de Europese Commissie Jean-Claude Juncker weet nog goed wat voor een lang proces er vooraf ging aan de invoering van de euro. Als minister van Financiën van Luxemburg was hij in 1992 aanwezig bij de ondertekening van het verdrag van Maastricht, waar de basis werd gelegd voor de invoering van de gemeenschappelijke munt. "Ik ben ervan overtuigd dat dit de belangrijkste handtekening was die ik ooit heb gezet'', zegt hij. Mario Draghi, de president van de Europese Centrale Bank (ECB), ziet de euro als het logische gevolg van de gemeenschappelijke Europese markt. "Het maakt het gemakkelijker om binnen het eurogebied en daarbuiten te reizen, te handelen en transacties uit te voeren.’’ Toch zijn er niet alleen maar voordelen. Ten tijde van crisis is er geen mogelijkheid meer om met nationaal monetair beleid de economie aan te zwengelen of juist af te remmen. Daar weten de Grieken alles van en ook andere Zuid-Europese landen hebben het moeilijk gehad, al is dat in eerste instantie natuurlijk te wijten aan eigen economische problemen en niet aan de euro.