Op de dag voor kerst in 1969 ontdekten de Noren olie in hun deel van de Noordzee. Hoe groot dat kerstcadeau uiteindelijk zou worden, hadden ze niet kunnen voorzien: inmiddels zit er 1261 miljard euro in het Statens pensjonsfond utland.
Dat is zo'n 225.000 euro per Noor. Door dit fonds, opgericht om de olieopbrengsten goed te investeren, is Noorwegen de grootste belegger ter wereld. Het fonds dat onder leiding staat van het ministerie van Financiën bezit aandelen in 9300 bedrijven in 70 landen,
schrijft De Volkskrant. Het is mede-eigenaar van bijna alle beursgenoteerde ondernemingen ter wereld. In Nederland heeft het belangen in onder meer ASML, Philips en Just Eat Takeaway.
De Dutch DiseaseNederland en het Verenigd Koninkrijk kijken bedremmeld toe: hadden zij hun olie- en gaswinsten maar wat meer opgepot. Maar het beleid van ons land na de ontdekking van de Groningse gasbel in 1959, inspireerde de Noren juist om het anders aan te pakken. Nederland verkwistte de gasinkomsten, iets wat The Economist ooit de Dutch Disease noemde: Nederland breidde de collectieve sector flink uit, de lonen stegen en de Nederlandse gulden werd steeds duurder, waardoor we onszelf uit de markt prezen. De export kreeg het zwaar, er vielen ontslagen en de uitgaven aan uitkeringen liepen op. Het zou tot in de jaren tachtig duren voor de economie weer goed draaide. En het gasgeld was weg.
Dat besloten de Noren anders te doen, al hadden ze nooit voorzien dat het fonds zo groot zou worden. De geldberg is nu 3,5 keer zo groot als het Noorse bbp. Die kon zo hard groeien door de Heilige Regel, die alle politieke partijen in 2001 zijn overeengekomen: de regering mag maximaal 3 procent van de waarde van het fonds uitgeven per jaar. Dat is het verwachte rendement na inflatiecorrectie.
Maar er klinkt ook kritiek: het Scandinavische land heeft flink geprofiteerd van de oorlog in Oekraïne. Ook wordt de Noren weleens hypocrisie verweten, doordat ze zoveel verdienen aan olie, maar ondertussen zelf vooropgaan in de energietransitie.