De inkomensongelijkheid neemt toe. In plaats van arme mensen rijker te maken kun je ook rijke mensen armer maken. Politiek filosoof Dick Timmer pleit voor een inkomensgrens.
Sindskort neemt het aantal armen - mensen die moeten leven van minder dan 2 dollar per dag - wereldwijd weer toe. Ondertussen zagen de 500 rijksten hun inkomen met in totaal 1,6 biljoen dollar groeien in 2020.
Mensen rechtvaardigen ongelijkheid vaak door te beweren dat sommigen veel getalenteerder zijn, of efficiënter of harder werken. Maar, ongeacht of je het daarmee eens bent, die link is bij extreme rijkdom natuurlijk ver te zoeken. “Want als we ongelijkheid op basis van inzet of talenten toestaan, dan moet dat ergens ophouden,”
zegt Timmer tegen wetenschapssite Scientias. “Zo kun je je bijvoorbeeld afvragen of iemand 1000 keer efficiënter kan werken dan een ander. En zelfs als dat in theorie zou kunnen, moet je je afvragen hoe waarschijnlijk het is dat dat in de praktijk het geval is.”
Politieke invloed te koopMet extreme rijkdom is ook politieke invloed te koop. “Eerder dit jaar doneerde een techmiljardair ruim 1 miljoen euro aan D66 en de Partij voor de Dieren, omdat die partijen het in zijn optiek het beste voor hadden met het klimaat,” vertelt Timmer aan Scientias.nl. “Bij mijn weten is geld nog nooit zo in het openbaar gebruikt om politieke doelen na te streven. En dat staat op gespannen voet met de politieke gelijkheid.” Zo is de stem van een rijke veel meer waard dan die van een gewone kiezer en dat druist in tegen het idee van democratie, waarbij iedereen gelijk is en elke stem even zwaar weegt.
Timmer pleit dan ook voor een rijkdomsgrens. "Daarmee ontstaat er weer een duidelijkere link tussen wat je verdient en krijgt. En nog belangrijker: geld dat nu onproductief in de rijke klasse blijft hangen, kan dan geïnvesteerd worden in de samenleving. Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, het onderwijs, de infrastructuur of andere publieke voorzieningen.”