De prijzen van bestaande koopwoningen in Nederland zijn vorige maand opnieuw hard gestegen. Kopers moesten volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Kadaster in oktober gemiddeld 467.355 euro neertellen voor een bestaande woning. De huizenprijzen lagen daarmee 11,5 procent hoger dan een jaar geleden. In de afgelopen maanden namen de huizenprijzen ook al steeds in het sterkste tempo in ruim twee jaar toe.
Ten opzichte van september werden woningen in oktober 0,9 procent duurder. De prijzen van bestaande koopwoningen bereikten in juli 2022 een piek. Daarna daalden de prijzen enige tijd. Sinds juni 2023 stijgen de prijzen van koopwoningen echter weer. In oktober lagen de prijzen gemiddeld 7,4 procent hoger dan bij de vorige piek in juli 2022.
CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen verklaarde vorige maand al dat de oververhitting op de woningmarkt voortduurt. Dat komt volgens hem doordat kopers meer kunnen betalen en er nog altijd weinig huizen te koop staan. Ook volgens hypotheekadviseur De Hypotheker beschikken kopers door de gestegen salarissen en de lichte daling van de hypotheekrente over een grotere leencapaciteit. Het gemiddelde hypotheekbedrag voor de aankoop van een nieuwe woning steeg daardoor in het derde kwartaal tot het hoogste niveau ooit.
Dat de vraag naar woningen groot blijft, blijkt ook uit het aantal transacties. In oktober verwisselden 18.131 huizen van eigenaar, ruim 15 procent meer dan een jaar eerder. In de eerste tien maanden van dit jaar zijn 164.661 woningen verkocht, een toename van bijna 12 procent.
Het CBS wees eind vorige maand nog op het grote belang van nieuwbouwwoningen voor het op gang brengen van de doorstroming op de woningmarkt. Een nieuwe woning kan volgens het statistiekbureau namelijk leiden tot het op de markt komen van twee of drie andere woningen.
Het kabinet streeft ernaar om de komende tijd structureel 100.000 woningen per jaar te bouwen. Economen van ABN AMRO wezen er in oktober op dat er tot nu toe zo'n 90.000 woningen in aanbouw zijn genomen, die pas over één tot twee jaar worden opgeleverd. Volgens hen blijft de overheidsdoelstelling daarmee voorlopig uit zicht.