Het gezag van de overheid heeft schade opgelopen doordat KLM, tot dusver ongestraft, de voorwaarden voor staatssteun tijdens de coronacrisis schond. Dat schrijft staatsagent Jeroen Kremers, door het kabinet aangewezen om mee te kijken bij KLM zolang het bedrijf overheidssteun genoot, in zijn vijfde en laatste rapport.
Toen in 2020 het mondiale vliegverkeer bijna stillag door de coronapandemie, kreeg KLM een financiële reddingsboei toegeworpen. Een groep banken gaf een noodkrediet, waarvoor de overheid garant stond. In ruil daarvoor moest KLM beloven de kosten structureel te verlagen, onder meer door een loonoffer van het personeel. Kremers waarschuwde al eerder dat het bedrijf die afspraken niet nakomt.
Kremers schrijft dat KLM veel van de behaalde kostenbesparingen alweer teniet heeft gedaan en daardoor bij nieuwe tegenvallers nog niet op eigen benen kan staan. Hij valt vooral over een winstdelingsregeling voor het personeel over 2022. Daarnaast vindt hij dat KLM nog te weinig heeft gedaan tegen belastingontduiking door vliegend personeel.
Noodleningen
Nu KLM de laatste noodleningen waarvoor de overheid garant stond heeft afgelost, is de rol van Kremers als toezichthouder voorbij. In zijn laatste verslag oppert hij enkele mogelijkheden voor minister Sigrid Kaag (Financiën) om alsnog naleving van de afspraken af te dwingen. De minister zou naar de rechter kunnen stappen, of een nog openstaande belastingschuld als drukmiddel kunnen gebruiken.
Daarnaast oppert Kremers de mogelijkheid voor de Staat om zijn invloed aan te wenden als aandeelhouder van Air France-KLM, bijvoorbeeld door het vertrouwen in bestuur en commissarissen van KLM.op te zeggen. Hij acht het denkbaar dat het hoofdbestuur in Parijs "daar gevoelig voor is".