Veel mensen beginnen het liefste met de zwaarste taak, maar de nare dingen. Eerst het zuur en dan het zoet. Als dat voor het hele leven geldt, is het zaak eerst 46 te worden.
Mensen rapporteren een hoge mate van geluk in hun jeugdjaren, maar daarna wordt het jarenlang steeds minder. Het absolute dieptepunt wordt in de meeste onderzoeken bereikt wanneer we 46 zijn. Daarna gaat het opnieuw snel naar boven en bereiken we een geluksniveau dat rond het zestigste levensjaar dat van onze jeugd al overstijgt. Wanneer de vraag wordt omgedraaid krijgt men eenzelfde resultaat. Toen het British Labour Force Survey mensen vroeg wanneer ze zich het slechtst voelden, werd de U plots een boog, met een piek rond … het 46-ste levensjaar.
Hoe dat komt? Daar zijn vele redenen voor. Tussen de 40 en vijftig hebben volwassenen vaak grote zorgen: studerende kinderen die veel geld kosten, een hypotheek, een gebrek aan ruimte in het eigen huis vanwege die puberende jeugd…
En we leggen onszelf veel dwang op: we moeten carrière maken, de unieke partner vinden, wonen in een boerderij op de Grachtengordel. Ergens in je leven kom je er achter dat dat allemaal niet is gelukt en dat dat ook niet meer gaat lukken. Dat is een hele opluchting.