Hypnose wordt al sinds de oudheid toegepast om mensen te genezen. In de 19e eeuw gebruikte Jean Charcot hypnose om hysterische patiënten te behandelen. In de jaren '60 van de vorige eeuw werd hypnotherapie als een vorm van psychotherapie geïntroduceerd door de Amerikaanse psychiater Milton Erickson. In die hoedanigheid wordt het nog steeds veelvuldig toegepast, maar nu wint hypnose ook meer en meer terrein in de somatische gezondheidszorg. Het Franse Nationaal Instituut voor Gezondheid en Medisch Onderzoek () heeft het effect van hypnose bestudeerd en komt tot de conclusie dat hypnose anesthesie kan vervangen bij tal van ingrepen, gaande van het trekken van verstandskiezen tot een borstbiopsie. De onderzoekers verzamelden gegevens van 52 gecontroleerde klinische studies onder meer dan 100 mensen. Hieruit bleek dat hypnose het gebruik van pijnstillers en kalmeringsmiddelen kan doen afnemen bij chirurgische ingrepen. Het toepassen van hypnose kan ook de lengte van het verblijf in het ziekenhuis bekorten. Het onderzoeksrapport van Inserm toont tevens het nut aan van hypnose bij de behandeling van het prikkelbare darmsyndroom (IBS). Hypnose om te stoppen met roken bleek daarentegen weinig efficiënt en ook de claim dat door hypnose minder vaak een ruggenprik moet worden gegeven tijdens bevallingen werd niet waargemaakt.