Het is begonnen in Amsterdam en meestal verovert iets daarna de rest van het land: te dunne kinderen. Al een paar jaar neemt de GGD waar dat het oorspronkelijke probleem - te dikke kinderen - minder vaak begint voor te komen. Daarmee neemt Nederland een bijzondere plaats in; bijna nergens in de wereld neemt het probleem van overgewicht af, maar in Nederland wel. Maar in Amsterdam schieten goedbedoelende ouders door. Daar zijn steeds meer te dunne kinderen. Dat zijn kinderen waar het BMI onder de 20 ligt. De Volkskrant schrijft over die ontdekking van de GGD. De grootste stijging doet zich voor bij schoolgaande kinderen (tussen de 5 en 14 jaar) van Nederlandse komaf, van wie ruim 9 procent te licht is. De onderzoekers gebruikten gegevens uit het digitaal kinddossier en bekeken hoe de BMI van de Amsterdamse kinderen zich ontwikkelde tussen 2009 en 2013. De BMI (gewicht gedeeld door kwadraat van de lengte) is een maatstaf voor onder- of overgewicht. Net als in andere grote steden is ook in Amsterdam het aantal te dikke kinderen de afgelopen jaren gedaald. In het schooljaar 2013-2014 had 15 procent van de onderzochte schoolgaande kinderen overgewicht en kampte 4,4 procent met obesitas, bijna 2 procentpunt minder dan 5 jaar eerder. Maar in diezelfde periode steeg het aantal kinderen aan de lichte kant: in 2013 had 12,4 procent van de voorschoolse kinderen en 7,4 procent van de schoolgaande kinderen matig ondergewicht. Ook niet goed.