Na 'Femme de la rue' komt het nultolerantievoorstel kinderlijk over, vindt Celia Ledoux. Deze week, onderweg naar mijn Amsterdamse schrijfplek. Een passerende fietser zegt "Sow meid, wat een beejne". Ik ben verbluft. Omdat het goedmoedig, complimenterend, niet-bedreigend klonk. Omdat ik in Brussel al een dozijn keer agressief geschoffeerd was. Vooral: ik had onnadenkend een luchtige zijden zomerjurk aangetrokken. Dat waag ik thuis zelden. Al sinds mijn puberteit word ik in Brussel lastiggevallen. Nooit met een man erbij, zelden met mijn kind, vaak met vriendinnen. Putain, sale conasse, je te la mets dans le cul. Het blijft schokkend. Als ik de situatie aankaart, volgen drie mogelijke reacties. Eén, vrouwen (soms mannen) sympathiseren defaitistisch, twee, iets over nultolerantie en vuist maken en drie, men doet ongemakkelijk. Wat droeg ik, deed ik, wat veroorzaakte het? Zoiets komt toch niet vanzelf?
Lees verder