Er was een tijd dat vrijwel elk huisgezin er eentje bezat. Dat had onmiskenbaar z’n voordelen. Zo wist je na één blik op het interieur tot welke zuil de ouders van een nieuw vriendje behoorden. Lag de Televizier opengeslagen op de salontafel, dan waren het inbrave, rechtse lieden. Maar slingerde de VPRO-gids op de ribfluwelen bank, dan was ik een tikje jaloers: dit waren zonder twijfel Progressieve Ouders. Bij ons thuis lazen we namelijk de oerdegelijke, oersaaie NCRV-gids. Geen wapenfeit waarop je als linksige puber in de jaren zeventig trots kon zijn. Toen ik eenmaal voldoende verdiende, nam ik ook een gids – en welke, dat spreekt. Het was in mijn ogen een daad die paste bij het grotemensenbestaan.Als je dit aan leden van een jongere generatie probeert uit te leggen, kijken ze je glazig aan. Hun mediaconsumptie vereist weliswaar vele hulpmiddelen, een papieren televisiegids hoort daar niet bij. En eerlijk is eerlijk, zelf blader ik er ook nauwelijks meer in, althans niet voor de zogeheten programmagegevens. Als ik het blad al uit zijn jas help, dan voor het schrijversinterview, de fijne columns van Esther Gerritsen of de aandoenlijke kinderbrieven op de achterpagina – rubrieken die je trouwens moeiteloos elders zou kunnen aantreffen. Dat de gids nog steeds door mijn brievenbus valt, heeft vrees ik vooral te maken met opzegluiheid. Niet met onmisbaarheid.
Bron(nen): Vrij Nederland