Cultuur is ontaard in een ‘alles-moet-kunnen-mentaliteit’. Elke verruwing op de televisie en het internet wordt weerspiegeld binnen de samenleving. De smaakloosheid wordt vooral gestimuleerd door voorbeeldgedrag van nietszeggende pseudo-muzikanten uit de jeugdcultuur, schreeuwende entertainers, vulgaire cabaretiers en botte journalisten. Men eist nu eenmaal grensverleggende vormen. Dat Madonna of Lady Gaga ons hun kronkelende lichaam aanbieden is uitstekend voor hun bankrekening en voor de zichzelf vermakende doelgroep. Dat operazangeressen als wulpse hoezenpoezen op cd-boekjes worden afgebeeld, is echter illustratief voor de in alle culturele segmenten om zich heen grijpende domheid en proleterigheid. Bovendien worden muziek en literatuur pas als zodanig gekwalificeerd als de musicus of de schrijver een vlotte babbel heeft en zichzelf via de media kan verkopen. Wellicht moeten we terugkeren naar de kern van de westerse cultuur en de liefde voor je vak laten primeren in plaats van geld als het ultieme doel te beschouwen? Allerlei onderzoeken tonen aan dat organisaties die door inhoudelijke deskundigen worden geleid beter functioneren. Dat geldt voor kunst en cultuur, maar ook voor de politiek, het onderwijs, het bedrijfsleven, etc. Domheid en proleterigheid kunnen langzaam maar zeker worden gereduceerd als goed geschoolde professionals het voortouw nemen. In een globaliserende wereld waarin onze culture identiteit wordt bedreigd, kan alleen een bepaalde aristocratie voorkomen dat cultuur een wegwerpproduct wordt en onze identiteit inwisselbaar raakt. Er is nood aan een nieuwe elite die een referentiekader biedt dat duidelijk en toch kritisch is. Helder en tevens breed gedragen, visionair en tegelijkertijd met aandacht voor traditie. Hier ligt een taak voor het onderwijs, alsmede voor culturele instellingen en kunstenaars zelf. Men dient namelijk meer aandacht te besteden aan culturele vormingsprocessen. Gedifferentieerd naar niveau. Niet louter als apart vak, maar vooral geïntegreerd in andere vakken. Dit wil zeggen dat in het onderwijs kennis moet worden gemaakt met kunst en cultuur (passief en actief). Gedichten van Gerrit Achterberg voordragen en bespreken is net zo relevant als met elkaar praten over een gezamenlijk bezocht concert van het Koninklijk Concertgebouw Orkest. Wie neemt die taak eigenlijk op zich? Moderne leraren zijn immers nauwelijks geïnteresseerd in culturele vormingsprocessen. Hun interesse gaat meer richting sport (voetbal natuurlijk), dance- en technomuziek, dan in literatuur, klassieke muziek of jazz. Ronaldo kennen ze allemaal, maar op de vraag wie Bernard Haitink of Miles Davis is blijft men het antwoord schuldig. Hoe kunnen jongeren op school dan in contact komen met cultuurgiganten? Mogen we hen het ‘gat in hun cultuur’ verwijten? Is dat niet de schuld van het onderwijs, waarin middelmatige figuren de dienst uit maken en onze kinderen vormen in plaats van vormen – zoals Friedrich Nietzsche in de tweede helft van de negentiende eeuw vaststelt? Maar in het onderwijs is toch geen geld en geen tijd voor kunst en cultuur? Onzin. Er is geld en tijd genoeg. Er staan duizenden ongeopende dozen met computers op de zolders van scholen. Verkoop dat spul en stel met dat vrijgekomen geld cultureel geschoolde leerkrachten aan. Het is bovendien een publiek geheim dat scholen geld beleggen bij banken. Wat tijd betreft: reduceer de tijd die nu aan sport wordt besteed en maak die uren vrij om kinderen en jeugdigen in te leiden in kunst en cultuur. Sporten kan aan de sportmarkt worden overgelaten. Leer de jonge mens de waarde en het genot van artistieke uitingen kennen, zodat zich belangrijke vaardigheden als creëren, analyseren, associëren en reflecteren kunnen ontwikkelen. Aldus ontstaat een door kunst en cultuur gevormd referentiekader, waardoor domheid en proleterigheid vanzelf verminderen in een maatschappij die bol staat van gedachteloosheid en gebrek aan smaak.
Ons beschavingsniveau is tanende. Domheid en proleterigheid nemen gestaag toe. Ze versterken elkaar zelfs. Een vluchtige blik op halfnaakte types in winkelstraten, tienermeisjes die hun lijf in weinig verhullende kleding etaleren, agressieve jongelui die het straatbeeld bepalen, luidruchtige figuren in wijken en apathische strandgangers doet de wenkbrauwen fronsen. Het alledaagse beeld is esthetisch gezien niet echt verfijnd. De massa is vormloos en heeft geen smaak.