De mens is een van de weinige soorten die zich tot in elke uithoek van de aarde heeft weten te verspreiden en de enige die de planeet zo naar haar hand heeft gezet. Maar het is niet alleen onze intelligentie geweest die ons gebrek aan klauwen, kracht en slagtanden heeft gecompenseerd. Er waren ook enkele handige evolutionaire aanpassingen die ervoor zorgden dat we het dierenrijk zouden gaan domineren. Veel dieren zijn op de korte afstanden weliswaar sneller dan de mens, maar er is geen enkele soort die zo lang achter elkaar kan hardlopen als wij. Daardoor waren we zulke goede jagers. We achtervolgden onze prooien voor uren en uren tot ze er bij neervielen van uitputting. Toen onze
wapens beter werden en we leerden om water te dragen, werd ons uithoudingsvermogen nog beter en konden we ons gemakkelijker over de wereld verspreiden. Ons uithoudingsvermogen werd onder andere zo goed doordat we onze lichaamstemperatuur konden regelen. Mensen kunnen uitzonderlijk goed tegen hitte. Ze zweten via hun
huid en kunnen door hun mond ademen voor extra zuurstof. De meeste dieren zweten door te hijgen en dat lukt niet als je hard loopt. Daardoor konden jagers achter dieren aan en toeslaan als ze oververhit raakten. Een groot evolutionair voordeel ontstond toen we rechtop gingen lopen. Niet alleen werd een kleiner deel van onze haarloze huid blootgesteld aan de hete zon, ook konden we onze handen gebruiken om gereedschappen te maken en wapens te gooien. Andere primaten kunnen eveneens met dingen gooien, maar niet met de precisie en kracht waarmee mensen dat doen. Mensen horen beter dan andere primaten. Ze kunnen een grote bandbreedte aan geluid horen, vooral tussen 1 en 6 kHz, waarbinnen de meeste menselijke spraak plaatsvindt. Ongeveer 2 miljoen jaar geleden verbreedde het gehoor van onze voorvaderen zich waardoor complexe communicatie mogelijk werd en persoonlijke relaties zich konden verdiepen. De verbeterde communicatie bleek cruciaal. Het overbrengen van ideeën om problemen op te lossen ging daardoor veel sneller en efficiënter. Onze sterke tanden zorgden ervoor dat we bijna alles konden eten. Afhankelijk van wat we tegenkwamen, konden we vlees, noten of planten afscheuren met onze snijtanden en fijnmalen met onze kiezen. Toen 10.000 jaar geleden de landbouw ontstond, gingen we over op een zetmeelrijk dieet, waardoor onze tanden vatbaar werden voor bacteriën, die ons gebit verzwakten.