Voor wie, met wie en namens wie moeten we mannen en vrouwen over de hele wereld sturen om te vechten of hulp te bieden? Dat is de vraag, aan het einde van de viering van 300 jaar Vrede van Utrecht. Eerst maar even wat vragen terug: wie zijn ‘we’, wie sturen we de wereld over met geweer en pleisters en móeten we dat eigenlijk wel? We, dat is de bevolking van Nederland, een land met een leger, een koloniaal verleden en een wens voor de toekomst. Dat schept verplichtingen (het moeten is beantwoord) en die laten we vervullen door onze kinderen en andere landgenoten. Een huurlingenleger hoort bij de tijd van landjepik en die ligt achter ons. Bovendien is de lichtzinnigheid zo uit de beslissing. Die beslissingen nemen we niet alleen want we leven niet alleen, maar in gemeenschap met andere landen die ook graag zelf beslissen over wat ze van hun mensen vragen en wat ze in de wereld willen laten gebeuren. Daar hoort vervelend vergaderwerk bij en af en toe moeten we werk verrichten dat meer in het belang van een ander land is dan van ons, maar de VN met bijbehorende machtspolitiek is, denk ik, het minst slechte systeem dat er is. De Navo en de Veiligheidsraad veranderen nog wel eens, hopelijk in voorwaartse richting, zodat er een wat beter vereniging van mensen en hun rechten en plichten is en zo ploeteren we verder. Landen bestaan, net als legers. De Vrede van Utrecht droeg eraan bij. Zolang het landenniveau de manier is waarop we zijn georganiseerd, blijven we op deze manier besluiten over tegen wie we optreden. Moeizaam, ja, en het mag beter, maar we moeten het er voorlopig maar mee doen. Wat moeten we doen? Ingrijpen waar nodig. Moet dat? Soms wel ja.
In het kader van De Vrede van Utrecht heeft Welingelichte Kringen een debatwedstrijd georganiseerd. Bovenstaande column is van Sander Willemsen.