In 1834 ging in de buurt van Boston een nonnenklooster in vlammen op. In die tijd waren er nog al wat verhalen over orgien van paters en nonnen, waarbij ook baby's werden geofferd en bloed gedronken. De schrik tegen katholieken zat er toen goed in. Amerikanen, schrijft Nicolas Kristof in zijn column in de New York Times, zijn ook bang geweest voor het on-Amerikaanse gevaar van Duitsers, Joden, Italianen, Chinezen en Mormonen. De meeste van die gevoelens hebben een top bereikt, met vervolgingen en al, en zijn weer verdwenen. Ook de haat tegen moslims is niet allereerst geworteld in de feiten, of in boosheid, maar allereerst in angst. Amerikanen (en Europeanen) zijn bang dat de wereld die ze denken te kennen verdwijnt en wordt veranderd in het land van De Ander. Katholieken, Duitsers, Joden. Ze hebben heimwee naar een land dat verdwijnt en dat maakt hen onzeker en bang. Het heeft, schrijft Kristof, dus niet zoveel zin om heel erg boos te worden op hen die gevaarlijke haat zaaien tegen de Islam. Ze zijn doodsbang. En uiten dat door stoere haat. En het moet gaan over hun angst. Niet over hun haat.