Twee feiten: toen Sigrid Kaag haar laatste begroting indiende, stond het land het prachtig voor: dalende en lage staatsschuld, heel klein tekort.
Feit twee: De nieuwe minister van Financiën Eelco Heinen was erg somber toen hij in september zijn eerste begroting indiende. We zitten in zwaar weer. Het geld is op.
Kan dat allebei waar zijn? Kan er in een jaar zoveel veranderen? Nee, natuurlijk niet. En om met de conclusie te beginnen: het eerste is waar. Er is geld genoeg.
Allereerst de staatsschuld. In Europa is afgesproken dat die niet hoger mag zijn dat 60 procent van het nationaal inkomen. Eind 2023 was de schuldquote 46,5% van het bbp. Dit is een daling vergeleken met 2022, toen de schuldquote 50,1% bedroeg.
Dat betekent dat er een marge is van 150 miljard. Het begrotingstekort kan dus vele jaren te hoog zijn voor de grens is bereikt.
Maar dat is ook niet te verwachten. Volgens de miljoenennota zal het tekort 2,8 procent van het BNP bedragen. Maar aan het eind van het jaar zal blijken dat het lager is uitgevallen. Want jaar op jaar valt het tekort mee. Omdat de belastinginkomsten meevallen en er minder geld is uitgegeven dan begroot. Dat laatste komt onder meer omdat ook de overheid bij gebrek aan personeel zijn geld niet weet uit te geven.
Dat bleek ook in dit jaar weer te kloppen. In de eerste helft van het jaar was er niet een tekort, zoals begroot, maar hielden we 8 miljard over.
Het blijkt trouwens ook uit de begroting: er is wel geld om mensen met een aanzienlijk vermogen 2,5 miljard te geven. Maar voor alle andere dingen is het geld op.
Het is het volste recht van het kabinet om gierig te zijn. Dat is een politieke keus. Maar doe niet net alsof dat geen keus is. Er is geld genoeg.