Stap voor stap slaagt het Iraanse regime erin de protesten tegen de verkiezingsuitslag de kop in te drukken. Twee weken na de verkiezingen zijn er vrijwel geen straatprotesten meer en de tegenstanders van president Mahmoud Ahmadinjead kunnen niet veel meer dan 's nachts 'God is groot' en 'dood aan de dictator' van de daken roepen.
Wat oppositieleider Mir Hossein Mousavi nu opbreekt, is dat hij geen organisatie heeft die de onvrede kan kanaliseren, schrijft The New York Times in een analyse. Mousavi verwierf vooral veel steun doordat veel Iraniërs niets (meer) moeten hebben van preisdent Ahmadinejad.
De oppositieleider zal het nu eerder moeten hebben van het establishment in Iran dan van de straatprotesten, wil hij nog kans maken aan de macht te komen. Niet uitgesloten is dat de verdeeldheid in de politieke elite nog gaat opspelen. Opvallend is vooral dat Ali Rafsanjani, die Mousavi steunt en hoofd van de Raad van Hoeders is, zich nog niet publiekelijk heeft uitgesproken over de verkiezingsuitslag. Opmerkelijk is ook dat slechts 105 van de 290 parlementsleden deze week hebben deelgenomen aan een bijeenkomst ter ere van de (omstreden) verkiezingsoverwinning van Ahmadinejad. De afwezigheid van zoveel parlementariërs wijst op aanhoudende verdeeldheid in de politieke elite.
Bron(nen): The New York Times