Nucleaire deskundigen in de VS en het Midden-Oosten hebben hun zorgen kenbaar gemaakt over de veiligheid van zo'n vijftig ton onverrijkt uranium in Syrië. De zorgen dateren van de tijd dat het regime van president Bashar al-Assad probeerde met hulp van Noord-Korea een kernreactor te bouwen in Al-Kibar in het oosten van het land. Deze reactor werd vlak voor zijn voltooiing in september 2007 vernietigd door een Israelische luchtaanval. Volgens experts zou Al-Kibar ongeveer vijftig ton natuurlijk uranium nodig hebben gehad om volledig operationeel te kunnen worden. Een inspectieteam van het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) dat Al-Kibar in mei 2008 bezocht, vond alleen maar sporen van uranium. Het is tot op de dag van vandaag een mysterie waar die vijftig ton gebleven zouden kunnen zijn. Maar drie satellietfoto's van een vermoedelijke geheime opslagplaats voor uranium in het stadje Marj al-Sultan bij Damascus, genomen in oktober, november en december vorig jaar, lijken aan te tonen dat deze plek geleidelijk aan is leeggemaakt. De angst is nu dat Iran, dat nauwe banden onderhoudt met het Syrische regime en het uranium hard nodig heeft voor zijn kernenergieprogramma, misschien de hand heeft weten te leggen op de voorraad. Westerse regeringsfunctionarissen geven toe dat onduidelijk is of zich daadwerkelijk uranium op deze plek heeft bevonden. Maar zij zeggen ook: “Syrië bezit vrijwel zeker uranium van goede kwaliteit, van het soort dat Iran jarenlang heeft getracht op de internationale markt te kopen. Het zou zeker mogelijk zijn dit uranium via de lucht naar Iran te vervoeren.” Als dat zou gebeuren, zou zo'n voorraad volgens deskundigen een “cruciaal hulpmiddel” zijn en mogelijk kunnen worden gebruikt voor de bouw van een bom.