In de afgelopen vijftien jaar is het aantal zwangere vrouwen dat naar het ziekenhuis wordt verwezen tijdens de bevalling gestegen in Nederland. Dit leidde tevens tot een toename van het aantal medische ingrepen bij bevallingen, zoals bij stimulatie van de weeën of een keizersnede. Er waren ook meer complicaties tijdens de zwangerschap, maar dit resulteerde niet in een gezondheidswinst voor het kind of een daling van de babysterfte. Zo concludeert gezondheidswetenschapper Pien Offerhaus van de Radboud UMC. Offerhaus analyseerde de bevallingen van Nederlandse vrouwen met een ongecompliceerde zwangerschap, die begeleid werden door een eerstelijns verloskundige. Zo bekeek ze in de periode van 2000 tot 2008 ongeveer 800.000 bevallingen. Gedurende deze periode steeg het percentage ziekenhuisverwijzingen van 29 procent naar 41 procent. Het aantal keizersneden nam bij dezelfde groep toe van 6 procent naar 8 procent. Vooral niet-urgente redenen zijn verantwoordelijk voor de toename in het aantal ziekenhuisbevallingen, zoals de wens tot pijnbestrijding of een bevalling die traag op gang komt. Eenmaal in het ziekenhuis wordt echter eerder voor medische ingrepen gekozen, zo neemt ook het aantal keizersneden toe. Volgens Offerhaus een slechte ontwikkeling: “Een keizersnede is een grote buikoperatie die gezondheidsrisico’s met zich mee brengt voor de moeder, ook bij een volgende zwangerschap”. Een keizersnede mag daarom volgens de World Health Organization (WHO) enkel worden uitgevoerd als dit medisch noodzakelijk is. Het terugdringen van het aantal keizersneden bij gezonde zwangere vrouwen dient dan ook net zoveel aandacht te krijgen als het verminderen van de babysterfte in Nederland. De toename in medische ingrepen leidde tot meer complicaties tijdens de zwangerschap, zoals bloedverlies of koorts, maar leverde geen voordelen op voor de gezondheid van het kind. Offerhaus vraagt zich dan ook sterk af of de extra medische ingrepen daadwerkelijk bijdragen aan veiligere bevallingen. Voor veel vrouwen is het ook vervelend als ze worden doorverwezen en weer met andere zorgverleners te maken krijgen. Verloskundigen zouden hierop kunnen inspelen door hun taken uit te breiden, uit andere onderzoeken blijkt dat dit de beste uitkomsten biedt.
Bron(nen): Radboud UMC