Zet zo snel mogelijk dossiers van verdachten van collaboratie online met extra privacywaarborgen, vindt Niod-directeur Martijn Eickhoff.
De namenlijst met mensen die verdacht werden van collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog had met meer context online moeten worden gezet. Door geen achterliggende dossiers te publiceren en onvoldoende informatie te geven over wat het betekent als een familielid op de lijst staat, ontstond veel onrust en het leidde tot pijnlijke misverstanden.
Dat zegt Niod-directeur Martijn Eickhoff in een interview met Trouw. Het Niod Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies is net als het Nationaal Archief een van de partijen die verantwoordelijk zijn voor de digitale openbaarmaking en doorzoekbaarheid van het beladen oorlogsarchief.
Na een negatief advies van de privacywaakhond besloot minister Eppo Bruins vorige maand om de dossiers over verdachten van collaboratie niet integraal online te zetten en doorzoekbaar te maken, zoals de bedoeling was. Begin deze maand werd daarom alleen de namenlijst met ruim 400.000 verdachte Nederlanders gepubliceerd. Hun dossiers zijn enkel fysiek in te zien bij het Nationaal Archief, dat door drukte de komende maanden geen plek heeft.