Het afgelegen IJsland heeft een van de meest homogene bevolkingen ter wereld. Dat maakt de genen van de IJslanders erg geschikt voor
DNA-onderzoek. Sinds de Noormannen in de negende eeuw IJsland bezetten, is er nauwelijks immigratie geweest. Daarbij heeft IJsland genealogische gegevens van de hele bevolking die duizend jaar teruggaan. Een derde van de IJslanders heeft inmiddels haar DNA afgestaan aan het controversiële biofarmaceutische
bedrijf deCODE. Die wil dit aantal verdubbelen en hanteert daarbij een nogal dwingende aanpak. Daarom is er al jaren veel kritiek op het commerciële onderzoeksbureau. Zo stuurt het bedrijf vrijwilligers van de zeer gerespecteerde reddingsorganisatie ICE-SAR langs de deuren om DNA te verzamelen. Voor elke geslaagde poging doneert deCODE 20 dollar aan de organisatie. Journalist Alda Sigmundsdottir vindt dat daarmee veel druk wordt gelegd op mensen: 'Je voelt je een slecht mens als je je DNA niet afstaat, omdat ICE-SAR dan geen donatie ontvangt. Maar ik laat me niet emotioneel chanteren. Mijn DNA is privé en ik ga het aan niemand geven.' Kari Stefansson, directeur van deCODE, reageert. 'Wij dwingen niemand om zijn DNA af te staan, maar we zijn in IJsland in een unieke positie en kunnen met het DNA van IJslanders grote stappen zetten in medisch onderzoek. We zijn misschien wel het meest productieve bedrijf in de menselijke genetica ter wereld.' deCODE heeft genen geïsoleerd die betrokken zijn bij de ontwikkeling van hart- en vaatziektes, kanker en schizofrenie. Sinds enkele jaren is het ooit noodlijdende deCODE in handen van de Amerikaanse biotechgigant Amgen. De IJslanders zijn bang dat hun DNA in buitenlandse handen komt. 'Maar dat gebeurt absoluut niet,' benadrukt de directeur van deCODE. 'Amgen heeft geen toegang tot de data.' Sigmundsdottir vertrouwt het niet. 'Ik wil best mijn DNA afstaan aan een universiteit, maar niet aan een commercieel bedrijf dat er winst mee wil maken.'