Ongeveer duizend politieambtenaren en medewerkers van deden een inval in de beroemde Thaise boeddhistische tempel Wat Pha Luang Ta Bua Kanchanaburi, ook wel bekend als de Tijgertempel. De monniken werden beschuldigd van de handel in wilde dieren en
dierenmishandeling. Tijdens de inval werden eerst alle levende tijgers uit de tempel verwijderd. Tot hun ontzetting troffen de ambtenaren ook veertig dode tijgerwelpen aan in een vriezer. Uit onderzoek bleek dat de welpen slechts een of twee dagen oud waren toen ze stierven. Hoe lang ze al dood waren is moeilijk te zeggen. Enkelen waren in staat van ontbinding en lagen waarschijnlijk al vijf jaar of langer in de vriezer. Verder werden in de vriezer ook lichaamsdelen van andere dieren gevonden, waaronder een wild zwijn en darmen van dieren. Journalisten plaatsten foto's op social media van de veertig welpen die lagen uitgespreid over de vloer. De monniken waren niet voor commentaar beschikbaar, maar ontkenden de handel in wilde dieren. Ze plaatsten een bericht op hun Facebookpagina waarin ze verklaarden dat het sterftecijfer van tijgerwelpen in de tempel 'relatief laag' was en dat ze vroeger dode welpen cremeerden. Dit beleid veranderde in 2010, waarschijnlijk om de welpen te behouden als bewijs dat ze een natuurlijke dood waren gestorven en niet verhandeld werden. De tempel is een populaire toeristische attractie. Toeristen gingen graag op de foto met de tijgers. Onnodig te zeggen dat die nu is gesloten voor het publiek. Het Wereld Natuur Fonds verwelkomde het nieuws en riep de Thaise regering op om het houden van tijgers te verbieden.