Het aantal studenten aan de Nederlandse universiteiten is de afgelopen twintig jaar verdubbeld. Ruim de helft van de Nederlanders tussen de 25 en 35 jaar heeft inmiddels een HBO- of WO-diploma. Emancipatie en diploma-inflatie spelen een rol.
Na de Tweede Wereldoorlog zetten overheden steeds meer in op gelijke kansen: iedereen moest onderwijs kunnen volgen, ongeacht afkomst. "Het reservoir aan mensen die nooit eerder de kans kregen, maar wel de capaciteiten hadden, werd aangesproken”, zegt Maarten Wolbers, hoogleraar sociologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen
tegen NRC. "Dat heeft gezorgd voor een enorme expansie van het aantal hoger opgeleiden. Met een zichzelf versterkend effect: je krijgt een
ratrace, omdat mensen zichzelf toch weer willen onderscheiden van de massa.”
Wolbers deed promotieonderzoek naar ‘diploma-inflatie’ en denkt dat daar wel degelijk sprake van is. "Ik denk dat het kwaliteitsniveau van opleidingen en studenten wel wat is gedaald”, zegt hij. "Kijk naar de dalende PISA-scores (de internationale vergelijkingen van onderwijsprestaties, red.) van Nederlandse scholieren. Die staan voor een patroon.”
Dat ligt deels aan de universiteiten zelf, meent de socioloog. "Door de opkomst van brede studies, alle ‘kundes’, is er minder sprake van academische scholing. En de wijze van financiering speelt ook een rol: universiteiten worden betaald per student en per diploma. Daardoor is er een prikkel om zoveel mogelijk studenten binnen te halen en ook weer af te leveren. Ik merk zelf ook dat je daardoor geneigd bent om iemand een genadezesje te geven.”