Fietsers lijken er soms een sport van te maken om het rode licht te negeren. Maar wie draagt de schuld als het misgaat en ze op een auto klappen? AD-lezer F. Sterk vraagt het aan autokenner Niek Schenk, en hij legt uit hoe het juridisch in elkaar steekt.
“Is een automobilist altijd schuldig, ook als de fietser door rood rijdt?”
“Zelfs al is de fietser aantoonbaar fout geweest, de automobilist zal altijd minimaal 50 procent van de letselschade van de fietser en ook van de schade aan de fiets moeten betalen”, legt Schenk uit. “Heeft de automobilist óók fouten gemaakt, dan kan het percentage hoger uitvallen.”
Extra bescherming
Dit heeft alles te maken met de Wegenverkeerswet, die fietsers en voetgangers als kwetsbare verkeersdeelnemers beschouwt. Zij lopen nu eenmaal een groter risico op letsel. De wetgever vindt dat ze daarom extra bescherming verdienen, zelfs als ze zelf de regels aan hun laars lappen – door bijvoorbeeld door rood te rijden, hun telefoon te checken tijdens het
fietsen, geen voorrang te verlenen of zonder licht in het donker de weg op te gaan.
Kinderen
Bij kinderen gaat de wet nóg een stap verder. Fietsers jonger dan 14 jaar krijgen altijd 100 procent van hun letselschade vergoed door de tegenpartij. Of ze nou fout zaten of niet.
Overmacht
De Fietsersbond heeft dit onderwerp al eens onder de loep genomen en wijst erop dat er slechts twee situaties zijn waarin de ‘50 procent-regel’ niet wordt toegepast: “Alleen als er sprake is van ‘overmacht’ of ‘aan opzet grenzende roekeloosheid’, geldt het principe van 50 procent niet.” Overmacht wordt hierbij gedefinieerd als een situatie waarbij zoiets onverwachts gebeurt dat de automobilist daar nooit op had kunnen anticiperen.
Aan opzet grenzende roekeloosheid
“Bij aan opzet grenzende roekeloosheid gaat het om situaties waarin de fietser met doodsverachting het gevaar zoekt. Een fietser die door rood rijdt of onverlicht fietst, valt niet in die categorie. In een zeldzaam geval van overmacht kunnen er aan de fietser diverse verwijten worden gemaakt. De omstandigheden van het geval zijn altijd doorslaggevend”, besluit Schenk.