Maakt het veel uit of je met 120 of met 130 kilometer per uur tegen een boom rijdt? Nee, zegt testleider Herman Tavenier van botslaboratorium TTAI, in de Volkskrant.
Je gaat dood. In de praktijk rijdt vrijwel niemand vol gas en frontaal tegen een object. Er wordt geremd, geslipt, geschampt tegen de vangrail en gebotst tegen medeweggebruikers die ook vaart hebben. Volgens Tavenier botsen veel autorijders met 50, 60 kilometer per uur. En dan maakt 10 kilometer per uur extra wel uit: de op te vangen energie neemt kwadratisch toemet de snelheid. Eerst vangt de kreukelzone van de auto een deel van de energie op, dan wordt je lichaam met grote kracht tegen de veiligheidsgordel gedrukt die centimeters meerekt, daarna land je in de airbag. Niemand komt ongeschonden uit een frontale botsing met 60 kilometer per uur.
‘Een botsing kan op honderd manieren verlopen’, zegt Henk Stipdonk van het instituut voor verkeersveiligheidsonderzoek (SWOV). Wie 8 procent sneller rijdt, moet volgens de vuistregel 16 procent meer energie kwijtraken: ook dat scheelt volgens Stipdonk meters. Hij stelt vast dat in landen waar 130 kmper uur mag worden gereden, meer verkeersdoden vallen. ‘Maar of dat aan de hogere snelheidslimiet ligt, is niet te zeggen.’