De helft van alle bisschoppen en kardinalen van na de oorlog zijn medeschuldig aan het omvangrijke seksueel misbruik door geestelijken. Vier bisschoppen hebben zelf kinderen misbruikt, de rest heeft actief gezorgd dat de paters waaraan zij leiding gaven ongestraft bleven en door konden gaan. Dat heeft NRC aangetoond. Opmerkelijk is dat ook de bewonderde kardinaal Alfrink zeer actief is geweest om de daders te helpen. Zo plaatste hij een zedendelinquent over van Zutphen naar Slagharen en vervolgens naar Netterden. In Netterden, vandaar naar Eemnes en tenslotte naar Lunteren. En telkens als het ergens weer misging verplaatste Alfrink de pastoor. Waarna die zich weer vergreep. Het is niet het enige voorbeeld van de medeplichtigheid van Alfrink Andere opmerkelijke schuldigen zijn kardinaal Simonis, en de bisschoppen Gijzen, Bär, Bluyssen, Zwartkruis, Wiertz en van Luyn. Monseigneur Beckers speelde ook geen heldenrol: hij stopte de geheime informatie over schuldige priesters in zijn bisdom in een geheime kluis. Zijn opvolger kon die informatie toen in één keer verbranden NRC onderzocht de rol van alle (hulp)bisschoppen en kardinalen in de naoorlogse periode. Uit de gegevens blijkt dat vier voormalige bisschoppen zelf kinderen misbruikten. Het gaat om Jan Niënhaus, hulpbisschop van Utrecht, Jo Gijsen, bisschop van Roermond, Philippe Bär, bisschop van Rotterdam en Jan ter Schure, bisschop van Den Bosch. Zestien anderen plaatsten priesters, nadat die kinderen hadden misbruikt, over naar andere parochies waar ze met een schone lei verder konden. Liep het daar weer mis, dan volgden opnieuw overplaatsingen, soms naar een ander bisdom in binnen- of buitenland. De kardinalen en bisschoppen hielden de affaires stil, lieten dossiers over ‘probleempriesters’ verdwijnen en bekommerden zich niet om de slachtoffers.
Bron(nen): NRC