Oost-Europese arbeidsmigranten, die het vuile werk opknappen in kassen en slachterijen, leven steeds vaker op straat. Het zou inmiddels gaan om zo'n 5000 mensen die geen dak boven hun hoofd hebben, maar wel zwaar werk verrichten.
Volgens cijfers van stichting Barka is het aantal met name dakloze mannen uit Polen en Roemenië met 30 tot 50 procent toegenomen. Het Leger des Heils zei eerder al dat het aantal dak- en thuislozen in het algemeen in een jaar tijd met bijna 25 procent is gestegen.
In totaal zijn er ongeveer 550.000 arbeidsmigranten in Nederland, zo'n 6 procent van de totale beroepsbevolking. Zij hebben een grotere kans om dakloos te worden omdat hun woonruimte vaak gekoppeld is aan hun baan en ze lastig aanspraak kunnen maken op sociale voorzieningen in Nederland.
Volgens Jan van Oosten van het Leger des Heils in Den Haag verliezen ook meer arbeidsmigranten hun werk door de gascrisis. "Als een tuinder zijn productie moet verlagen of zelfs tijdelijk stoppen door de hoge gasprijzen, zijn arbeidsmigranten hun werk én woning meteen kwijt." Niet dat die woningen veel voorstellen: meestal slapen ze in stapelbedden in krappe huizen of schuren op het terrein van de tuinder.
Maar nu raken ze dus ook dat nog kwijt. En dat is niet terecht, legt hoogleraar Europees recht Dion Kramer uit aan de NOS. Volgens maatschappelijke organisaties weren gemeentes de migranten in hun opvang, zodra ze een Pools accent horen, terwijl ze wel recht hebben op woonruimte. "Zelfs als je korter dan een jaar in Nederland bent, maar hier wel gewerkt hebt, heb je voor minstens een half jaar het recht om hetzelfde behandeld te worden als een Nederlander in dezelfde situatie."
Bron(nen): NOS