In China zijn 250.000 atleten met niets anders bezig dan sporten. Elk jaar moeten er zo'n 6.000 vertrekken: ze zijn te oud, te slecht of geblesseerd. Omdat ze nooit iets hebben geleerd, komt een aanzienlijk deel in extreme armoede terecht. sprak met een van hen. Oud-turner Zhang Shangwu (33) probeert armbandjes te verkopen op een metrostation in Peking. Op zijn negende kwam hij op een van de duizenden staatssportscholen terecht. "Je leert er niets, behalve een topprestatie leveren. De overheid bepaalt alles: hoe laat je naar bed moet, wat je eet, hoe vaak je je ouders ziet en aan welke wedstrijden je meedoet. Zelf nadenken hoeft niet. Ik heb het grootste gedeelte van mijn leven geïsoleerd van de samenleving in een sporthal doorgebracht," zegt Zhang. Slechts een op de 900 sporters haalt de Olympische Spelen. Zhang, die een groot talent bleek, zou in 2004 naar de Spelen in Athene toen het noodlot toesloeg. "Ik heb mijn achillespees met trainen bezeerd. Zodra ik die knak hoorde, wist ik het. Mijn leven is voorbij." Hij kreeg 5.000 euro schadevergoeding mee en stond op straat. Zoals hij zijn er elk jaar duizenden. 40 procent vindt geen werk. "Ik probeerde het ene baantje na het andere, maar ik was nergens geschikt voor. Ik kon ook niets: ik heb nooit Engels geleerd en kan niet met computers omgaan." Hij slaapt in een kartonnen doos op straat. Toen de bekende sporter in 2011 bedelend werd ontdekt, leidde dat tot veel ophef in de Chinese samenleving. Die kent immers alleen de succesverhalen. De laatste jaren klinkt de roep om het strenge regime van de staatssportscholen te veranderen, met name omdat de aanwas afneemt. Want waar vroeger een sportend kind een heel gezin uit de armoede kon trekken, staat nu een universitair diploma meer garant voor economisch succes. Een derde van de sportscholen is inmiddels verdwenen. De rest zal moeten hervormen door meer aandacht te besteden aan gewoon onderwijs, anders zullen er over een tijdje weinig ouders meer zijn die hun kind opofferen voor de staat.
Bron(nen): De Volkskrant