Ergens in je leven heb je je vast wel eens bezondigd aan de grijpautomaat op de kermis. Ineens staart die lelijke knuffel je aan en moet je hem hebben, ook al weet je: de grijparm is te slap en de knuffels zitten te strak tegen elkaar in de bak. Maar dat is nog maar een deel van het verhaal. De eigenaar stelt de grijparm namelijk heel nauwkeurig af. Slechts een op de twintig keer werkt het mechanisme. De andere 19 keer doet de grijper dus sowieso niets. In de handleiding van de automaten staat precies uitgelegd hoe je de grijparm het beste instelt om er zoveel mogelijk
geld mee te verdienen. Niet alleen kan de eigenaar precies bepalen wanneer de grijper wel of niet werkt, ook is van tevoren bepaald hoe vaak de knuffel weer terugvalt in de bak. Elke zoveel pogingen laat de grijparm bewust de knuffel weer vallen, voordat hij aan jou wordt afgeleverd. Zo krijg je als speler het idee dat je bijna hebt gewonnen en word je extra verleid om door te spelen. De eigenaar bepaalt van tevoren hoeveel winst hij wil maken met de machine. Stel hij wil een winstmarge van 50 procent, dan zal de grijparm ongeveer een op de twintig keer werken, ervan uitgaande dat één poging 50 cent kost en de knuffel 7 euro. De grijpautomaat is zo geliefd, omdat je als speler denkt dat je invloed hebt op het resultaat, maar het is dus gewoon een gokspelletje.