De Amerikaanse zwemmer Michael Phelps heeft gedaan wat niemand eerder presteerde: hij won tot nu toe 27 olympische medailles, waarvan 22 keer goud. Ook in Rio gaat hij gewoon door met
winnen. 11 feiten over de grootste olympiër aller tijden: Hij begon op zijn zevende met zwemmen en leerde eerst de rugslag. Naar verluidt omdat hij bang was om met zijn hoofd onder water te gaan. In 2000 was hij de jongste Amerikaanse zwemmer die meedeed aan de Olympische Spelen in 70 jaar. Hij was toen 15. De spanwijdte van zijn armen is 2,03 meter, 8 centimeter langer dan zijn lichaamslengte van 1,93 meter. Bij een
gemiddeld mens is die verhouding 1 op 1. Hij heeft schoenmaat 49 en zijn enkels zijn zo buigzaam dat zijn voeten een soort flippers zijn. De gemiddelde concentratie melkzuur in het bloed ligt bij Phelps na een wedstrijd op vijf millimol per liter, terwijl dit bij de doorsnee topsporter gemiddeld tien tot vijftien millimol is. Daardoor herstelt hij veel sneller na een zware inspanning. Hij was op zijn vijftiende de jongste man die ooit een wereldrecord brak. Dat deed hij op de 200 meter vlinderslag. De afstand tussen zijn ribben en zijn heupen is 10 centimeter langer dan gemiddeld. Phelps is in staat om zijn gewrichten te overstrekken, waardoor zijn benen een vijftien graden grotere zwaai kunnen maken dan die van een normaal persoon. Al op zijn 27ste had hij de meeste olympische medailles ooit. In de voorbereiding op de Olympische Spelen in Beijing zwom hij 80 kilometer per week. Phelps is de op vier na rijkste olympische atleet ooit en verreweg de best betaalde zwemmer.