Je kunt een racefiets kopen voor de prijs van een goed koffiezetapparaat, maar ook voor de prijs van een goede tweedehandsauto. Hoeveel extra snelheid leveren die extra euro's je op?
De Volkskrant zocht het uit. In het Fietslab van de TU Delft wordt een test gedaan. Belangrijkste uitgangspunt: zoveel mogelijk moet hetzelfde zijn behalve de fiets, die is duur of juist goedkoop. De proefpersoon is een mamil: een middle aged man in lycra, in dit geval de redacteur van 55 met een lengte van 1,89 en een gewicht van 91 kilo.
Hij test een fiets van Decathlon die 500 euro kost en een geleend exemplaar van een profrenner van 8000 euro. De conclusies: Als iemand van 91 kilo op beide fietsen 210 watt vermogen zet, gaat de goedkoopste fiets 30,2 kilometer per uur en de duurste 33,1. Bij een wattage van 300 gaat de dure 43,4 kilometer per uur, waar de Decathlon-fiets 37,8 gaat.
Bij lange ritten was de dure fiets ongeveer 10 procent sneller dan de goedkope fiets. Moet er veel worden geremd en geschakeld dan is de fiets van 8.000 euro 14 procent sneller dan die van 500 euro.
Universitair docent Jason Moore van het fietslab nuanceert de verschillen. Hij noemt het wetenschappelijk tamelijk onzinnig hoe recreatieve fietsers met het gewicht van hun fiets bezig zijn, zeker in Nederland. In de bergen telt gewichtsbesparing veel meer, maar ook dan is de fiets slechts een klein deel van het totaalgewicht: je kunt een stuk beter zelf een paar kilo afvallen.