Wie Expeditie Robinson volgt, weet dat oud-Olympiër en topturnster Aagje Vanwalleghem het emotioneel zeer zwaar heeft met het feit dat ze (door terugkerende blessures) haar turnloopbaan heeft afgesloten. Ze vindt een luisterend oor bij Fatima Moreira de Melo, oud-hockeyspeelster en gouden medaillewinnaar op de
Olympische Spelen van 2008. Aagje’s mentale dip wordt vooral veroorzaakt doordat ze ‘niet meer weet wie ze is, en wat ze met haar verdere leven aanmoet’. Dit leidde tot tranen bij beiden. Fatima: ‘Ik herken dit zó, van toen ik stopte met hockey’. Niet alleen voor Aagje, maar voor veel van de deelnemers aan de Olympische Spelen in Londen, begint een tweede leven: een normale baan. Dat is een grote omslag. ‘Bijna de helft van de topsporters zegt achteraf: ik heb het transitieproces onderschat', zegt Agnes Elling, onderzoeker aan het Mulier Instituut voor sociaalwetenschappelijk sportonderzoek. ‘Ze beseffen niet hoe groot het deel is dat topsport van hun leven uitmaakt. Het gaat om identiteitsvragen, zingevingsvragen. Wie ben ik nog, nu ik geen topsporter meer ben?' Medaillewinnaars blijken meer moeite te hebben met ‘gestopt zijn' dan de sporters die er net naast grepen. Elling: ‘Voor hen geldt misschien nog sterker dat hun sociale identiteit is bepaald door de topsport. "Nog even lekker van mijn prestaties genieten" blijkt moeilijker dan gedacht. Topsport vraagt een enorme focus. Die valt ineens weg.' Elling hield in 2008 voor het eerst een enquête onder voormalig topsporters. De meesten hadden snel een nieuwe bezigheid gevonden; slechts vijf procent had een jaar of langer niets gedaan. 87% onderschreef de stelling ‘ik ben erg tevreden met het werk dat ik nu doe' en 83% vzei ‘ik vind voldoende uitdaging in mijn huidige werk'. In het boek 'Bloed, zweet en tranen en een moment van glorie', waarin het onderzoek voor de Spelen in Londen is herhaald concluderen de onderzoekers opnieuw dat het de meeste oud-topsporters ‘uiteindelijk prima lukt om nieuwe uitdagingen te vinden in hun leven'. Maar daar gaat dus vaak wel een moeilijke periode aan vooraf. 55% vond het enigszins of behoorlijk lastig om te stoppen. Voor nog meer verhalen van oud-Olympiërs zie