Wielrenners geloven dat je van epo hard gaat fietsen, maar bewijs is er amper, stelt promovendus en sportpsycholoog Bram Brouwer in . "Thee met suiker doet waarschijnlijk meer dan epo." Acht jaar deed hij onderzoek naar de vermeende effecten van bloeddoping. Hij schrijft dat nog nooit is onderzocht of het verboden middel de wedstrijduitslagen heeft beïnvloed. "Ik heb gekeken of de argumenten die worden gepresenteerd als feiten juist zijn. En dat zijn ze nauwelijks.'' Hij legt uit: ''Cruciaal is het idee over de werking van rode bloedcellen. Als je er meer hebt, kan het
bloed zich binden. Tot zo ver klopt het verhaal. Waar het misgaat, is in de relatie tussen hematocriet en de hoeveelheid zuurstof die het bloed kan transporteren. Ergens ligt een optimum. De vraag is waar. Het is complex, maar bij goedgetrainde atleten lijkt dat te liggen net onder onze natuurlijke hoeveelheid bloedcellen.'' ''Boogerd en Armstrong hadden dus wellicht net zo goed geen bloeddoping kunnen gebruiken om tot dezelfde prestaties te komen," concludeert Brouwer. Waarom namen ze het dan toch? "Ze dachten dat het werkte. Er deden in die jaren gigantische verhalen de ronde in het peloton over een wondermiddel. Dat noemen we collective storytelling: mensen geloven dingen die er niet zijn. Renners zijn geneigd te zien wat ze willen zien." Al in 2009 studeerde de psycholoog af op het onderwerp 'doping als drogreden'. Toen kreeg zijn onderzoek weinig aandacht, al onderschreef de Leidse hoogleraar klinische farmacologie Cohen in 2012, de conclusies van Brouwer. Aan epo worden bijna magische werkingen toegedicht zonder sluitend bewijs, concludeerde de hoogleraar destijds.