Eksters worden al 200 jaar vals beschuldigd: ze zouden sieraden en andere glimmende voorwerpen stelen en meenemen naar hun nest, maar onderzoek heeft nu aangetoond dat dit niet klopt. In werkelijkheid zijn zowel eksters die in gevangenschap leven als in het wild eerder bang voor onbekende glanzende voorwerpen. Onderzoekers van de universiteit van Exeter plaatsten glanzende voorwerpen, zoals aluminiumfolie en metalen schroeven, samen met niet-glanzend geschilderde dingen in de buurt van plaatsen waar de
vogels gevoerd werden en registreerden hun reacties. Dat leverde geen bewijs op voor een onvoorwaardelijke aantrekkingskracht tot glimmende objecten. Integendeel, de reacties wezen meer op een neofobie, een angst voor nieuwe dingen. Na controletests zonder voorwerpen, werden 2 stapeltjes noten op de grond geplaatst in de buurt van glanzende en niet-glanzende voorwerpen. De eksters raakten de glanzende voorwerpen slechts 2 keer aan in 64 testen. In beide gevallen werd een zilveren ring opgepakt en lieten ze die meteen weer vallen. De vogels negeerden of vermeden zowel glanzende als blauwe objecten. Ze vertoonden vaak zenuwachtig gedrag en aten minder in aanwezigheid van deze voorwerpen. De mythe gaat terug tot een opera van Rossini uit 1817 ‘De stelende ekster’, waarin een dienstmeisje ter dood wordt veroordeeld voor de diefstal van een zilveren lepel. Op het laatste nippertje wordt ze gered van de dood doordat blijkt dat de lepel gestolen is door een ekster. Verder is het zo dat de weinige keren dat een ekster iets glimmends opraapt waarschijnlijk eerder wordt opgemerkt en doorverteld dan de talloze keren dat ze niet-glimmende dingen meenemen. Dat heeft ervoor gezorgd dat de mythe in stand werd gehouden.