Het nocebo-effect is de keerzijde van het placebo-effect. Bij het placebo-effect helpt een middel waar geen werkzame stof in zit, omdat je een positief effect verwacht. Het nocebo-effect betekent dat je schade ondervindt van iets, omdat je een negatief effect verwacht. Een sterk voorbeeld daarvan is een patiënt met een levertumor die te horen kreeg dat hij nog maar een paar maanden te leven had. De patiënt overleed enkele maanden later, maar toen ontdekten de artsen dat de tumor nauwelijks gegroeid was en niet verantwoordelijk kon zijn voor de dood van de patiënt. Een andere oorzaak werd ook niet gevonden.
Iemand met een bepaalde autoriteit kan je laten geloven dat je ziek gaat worden of dood zal gaan en die voorspelling heeft een negatief effect op je gezondheid. Andere voorbeelden zijn: voodoo-praktijken en vervloekingen. Als je gelooft dat iemand het vermogen heeft om een vloek over je uit te spreken, zorgt dat geloof (en niet de vloek zelf) ervoor dat de voorspelling uitkomt.
Je kunt het ook zo samenvatten: angst maakt ziek. En dat kan besmettelijk zijn, bv. als steeds meer kinderen in een school ziek worden en dezelfde ziekteverschijnselen hebben. Vaak is dat ademnood, flauwvallen, hoofdpijn en misselijkheid. Er wordt een verklaring bedacht: gif in de plafonds, iets in het water, straling, .... Hoe meer mensen daarin geloven, hoe meer mensen ziek worden.
Tot nu toe wisten we dat het bestond, maar niet precies hoe het werkte. Nu is professor Irene Tracey (Oxford) erin geslaagd om nocebo-pijn te herkennen aan de hersenactiviteit door middel van een MRI-scan. Onderzoekers uit Turijn hebben één van de neurotransmitters geïdentificeerd die verantwoordelijk zijn voor het omzetten van de verwachting van
pijn in de waarneming van echte pijn. Het stofje heet cholecystokinine. Medicijnen die de overdracht van deze stof blokkeren, zorgen ervoor dat de patiënten geen nocebo-pijn meer voelen, ook al voelen ze zich nog net zo angstig als eerst.