Lange tijd werden enig
kinderen beschouwd als zielig en eenzaam. Dat is allang niet meer zo. Sterker nog, uit recent onderzoek blijkt: hoe groter het gezin, hoe slechter kinderen presteren op cognitief en sociaal vlak. Het National Bureau of Economic Research onderzocht 11.476 Amerikaanse kinderen tussen de 4 en 14 jaar oud. Ze kregen taal-, reken- en persoonlijkheidstests. De ouders is gevraagd hoe vaak ze hun kinderen voorlezen of helpen met het maken van huiswerk. De resultaten van kinderen uit kleine en grote gezinnen werden met elkaar vergeleken. Wat bleek? Kinderen uit grote gezinnen scoorden lager op de cognitieve toetsen en hadden meer last van angsten, een gevoel van afhankelijkheid en hyperactiviteit. De kinderen zijn na hun twintigste nog eens onderzocht. Wie uit een groot gezin afkomstig was bleek later ook gemiddeld minder te verdienen, minder hoog opgeleid te zijn en vaker crimineel. De verklaring is simpel: oudere kinderen die er broertjes of zusjes bij krijgen, worden minder geholpen door hun ouders. Bij meisjes resulteert dat vooral in slechtere cognitieve prestaties, jongens gaan met name sociaal achteruit. Naar mate het leeftijdsverschil tussen kinderen groter is, wordt het negatieve effect van een groot gezin kleiner.