Het lichaam maakt bij kou dus extra warmte aan door de spieren aan te spannen. In die spiermassa ligt ook de verklaring voor het gegeven dat vrouwen het eerder koud hebben dan mannen: “Vrouwen hebben meer vet en minder spierweefsel dan mannen, terwijl het spierweefsel zorgt voor warmte, ook in rust,” zegt Wouter van Marken Lichtenbelt, thermofysioloog, tegen Het Parool.
Vrouwen hebben van nature meer vet dan mannen, wat hen beter zou moeten beschermen tegen kou. Alleen zit dat vet niet rond hun vingers en tenen. Daar komt bij dat de doorbloeding van handen en voeten minder effectief is bij vrouwen. Ze slagen er beter in om bloed naar hun belangrijke organen te vervoeren, maar krijgen minder bloed tot aan de uiteinden van hun lichaam. Spieren produceren ook warmte, maar ook daar zijn vrouwen over het algemeen in het nadeel tegenover mannen.
Van Marken Lichtenbelt: “Vet isoleert, maar het produceert weinig warmte. In witte vetcellen zit vooral vet; ze zijn weinig doorbloed, er zit energieopslag in, maar weinig energieproductie. Bij vrouwen is het volume, de massa van het spierweefsel en de organen kleiner. Gewoon, omdat ze vrouw zijn. Vrouwen hebben daardoor een lagere warmteproductie, koelen sneller af. Hun ‘thermoneutrale’ zone ligt bij hogere temperaturen, daardoor hebben ze het bij kou minder comfortabel dan mannen. Er is dus een link tussen fysiologie en comfort.”