Iedereen weet dat het monster van Loch Ness niet bestaat. Toch beweren duizenden mensen een reusachtig beest te hebben gezien in het Schotse meer. Wat was het dan dat ze zagen? Wetenschappers denken het te weten.
Al 1.500 jaar geleden maakten mensen melding van een 'groot beest' in de rivier de Ness. In de jaren dertig van de vorige eeuw staken de geruchten opnieuw de kop op en begonnen de media erover te schrijven. Veel mensen zagen iets, niemand wist wat. Inmiddels is Loch Ness vooral een toeristische trekpleister, die jaarlijks wordt bezocht door zeker een miljoen mensen. Allemaal hopen ze een glimp van het monster te zien.
Al in de jaren dertig zochten mensen verklaringen voor het monster. Zo dachten ze dat het een zwemmende circusolifant was. In die tijd waren er nogal wat rondtrekkende circussen in de omgeving. Een andere mogelijkheid was dat het simpelweg een aantal grote drijvende takken waren. Er werd gezocht met sonarsignalen en satelliettechnologie, maar niemand kon iets ontdekken.
Nieuw-Zeelandse wetenschappers hebben nu een nieuwe poging gedaan om het mysterie te ontrafelen en ze denken een verklaring te hebben voor het monster: het zijn een of meerdere reusachtige alen. "Er is nog maar één theorie over”, zegt hoofdonderzoeker Neil Gemell. "Er is geen DNA gevonden van een haai, ook niet van een meerval of een steur. Wel vonden we heel veel DNA van de aal. Er zitten heel veel alen in Loch Ness. Op bijna elke plek die we onderzochten vonden we DNA van alen.”
"Onze data tonen niet hoe groot de dieren zijn, maar de ongelooflijk grote hoeveelheid dna-materiaal zou er op kunnen wijzen dat er hele grote alen in het meer zitten. Normaal gesproken worden de dieren 4 tot 6 meter lang, een stuk kleiner dan wat mensen zeggen te zien in het meer. Het is goed mogelijk dat één of twee alen extreem groot zijn geworden."