Zeven vinkjes, daarmee kun je de privileges van de witte man samenvatten. En maak je in één keer duidelijk hoeveel ongelijkheid er nog is in Nederland. Joris Luyendijk schrijft erover in zijn boek De zeven vinkjes.
Luyendijk heet ze alle zeven: Hij is man, wit en hetero, heeft minstens één hoogopgeleide of welgestelde ouder, minstens één in Nederland geboren ouder, een vwo-diploma en een diploma van de universiteit. En dat levert een berg voordelen op in het leven, betoogt de schrijver.
Gelijke kansenIn Volkskrant Magazine vertelt hij dit weekend: "Waar het mij om gaat: als je volhoudt dat in Nederland iedereen met gelijke kansen wordt geboren, dan kan het niet zo zijn dat vijf van de zes laatste premiers, negen van de vijftien invloedrijkste Nederlanders en de laatste drie hoofdredacteuren van
de Volkskrant, uit dit kleine groepje komen. Hooguit 3 procent van de bevolking heeft zeven vinkjes."
En die komen daarmee op de hoogste posities terecht zonder dat ze daadwerkelijk de meest gekwalificeerde personen zijn. "De vraag is: wie bepaalt wie de besten zijn, en waarom behoren eigenschappen als incasseringsvermogen en losbreken vanuit je ouderlijk milieu niet tot de kwaliteitseisen? Waarom wordt het hebben van een jong gezin als nadeel gezien, terwijl je daardoor juist veel beter leert organiseren? Wat wordt wél gewaardeerd? In je studententijd een groot congres organiseren over privacy in de EU. Of als je een half jaar tussen andere internationale studenten hebt rondgelopen in Grenoble – geweldig, buitenlandervaring! Iemand als Farid Azarkan, die op zijn 8ste naar Nederland kwam zonder de taal te spreken, die heeft pas écht buitenlandervaring. Maar dat zien we als een achterstand."
SchooladviesLuyendijk draagt zijn boek op aan meester Jos. "Omdat hij mij overadviseerde, in groep acht. Mijn Cito-toets kwam uit op havo/vwo-niveau, terwijl ik daarna, dankzij het ingrijpen van meester Jos, op het gymnasium terechtkwam en dat zonder problemen doorliep. Daarna ben ik cum laude afgestudeerd. Pas veertig jaar later besefte ik: wát een verschil met al die mensen die juist het tegenovergestelde meemaakten. Zoals oud-Groenlinks-Kamerlid Zihni Özdil, die een veel hogere score had dan ik, maar toch een lager advies kreeg. En zo heb ik inmiddels een heleboel vergelijkbare verhalen gehoord, van mensen met een migratieachtergrond of afkomstig uit een arbeidersmilieu. Dus je hebt aan de ene kant Kimberley, en aan de andere kant Joris. Thuis bij Joris zijn altijd zijn fouten gecorrigeerd, lagen kranten op tafel, werd op televisie naar culturele programma’s gekeken. Bij Kimberley niet. Vervolgens halen Kimberley en Joris exact dezelfde Cito-score. Wie van de twee is de domste? Joris. En wie gaat als enige naar het gymnasium? Joris. Het zelfbeeld van Nederland is: bij ons is ongelijkheid geen probleem, want iedereen heeft gelijke kansen. Maar dat is niet zo."