Toen corona toesloeg, vertrok Arthur Japin naar zijn tweede huis in de Franse Périgord. Met zijn twee partners Lex (66) en Benjamin (43). Heerlijk om een goede reden te hebben je af te zonderen en geen mensen te zien. Zijn hele leven is de schrijver al bezig excuses te verzinnen om niemand te hoeven zien, niet te hoeven praten, liefst ook niet gezien te worden, vertelt hij in de Leeuwarder Courant aan Ronald Giphart.
Dat zit zo.
Japin had het als kind heel zwaar. Zijn ouders vochten geregeld met elkaar en op school sloegen en vernederden klasgenoten hem dagelijks. Dat hield niet op toen zijn vader – Arthur was toen 12 – zichzelf doodde. Japin: „Je wilt als kind niets liever dan veilig zijn. Je probeert dus voortdurend te sussen en te bemiddelen. Als mijn vader dan toch mijn moeder sloeg, hield dat het snelste op als wij ons allebei stilhielden, we ons niet verzetten maar het lieten gebeuren. Je leert dat dat mechanisme werkt. Op school pikten de kinderen mij er feilloos uit als iemand zonder verweer. Als ze scholden of sloegen, hield ik me stil. Het was de enige bescherming die ik kende.”
„Bijna elke dag werd er gezegd dat ik niet mocht bestaan. Dat moest ik ook steeds over mezelf zeggen, dat ik te lelijk was om te mogen leven. Pesters zijn erop uit zwakkere kinderen te doden. Dat is het doel, letterlijk. Veel gepeste kinderen maken dan ook een einde aan hun leven, tijdens hun schooltijd of later. Het is natuurlijke selectie, iemand die anders is dan de groep moet worden uitgeschakeld.”
„Ik ben niet meer boos, nooit meer. Juist vanwege dat verleden is er in mij geen plaats voor woede. Tegen de tijd dat ik ging studeren, vond ik dat mij veel onrecht was aangedaan. Ik dacht ook: ik kan nu de rest van mijn leven ontzettend boos blijven, want woede is ook een houvast. Maar dan had de groep gewonnen, dan hadden zij mij gereduceerd tot een bitter iemand met een doodlopend leven. Dat gunde ik ze niet.”
Binnenkort verschijnt zijn nieuwe roman, Mrs. Degas . Deze vrouw in kwestie is het Creoolse nichtje van Edgar Degas, op wie de Franse schilder verliefd was.
Bron(nen): Leeuwarder Courant