Weinig filosofen weten zo goed in te spelen op wat ons dagelijks bezighoudt als Alain de Botton. In zijn boek '
Religie voor atheïsten' buigt hij zich over de positieve kanten van het geloof (ook al is hij zelf atheïst) en ontdekt dat ongelovigen nog veel van gelovigen kunnen leren. '
Religie voor atheïsten' is niet het zoveelste pamflet dat religie ridiculiseert of 'verklaart'. Anders dan bestsellerauteurs als Richard Dawkins en Sam Harris, die hun pennen in vitriool dopen, beoordeelt De Botton religies niet op waarheid maar op bruikbaarheid.
Volgens De Botton zijn religies veel beter dan de moderne westerse maatschappij in staat om een gemeenschap te stichten. Hij stelt voor Agape-restaurants op te richten, waarin mensen uit allerlei sociale lagen zich mengen, net als bij een eucharistieviering. Dat klinkt tamelijk utopisch en moralistisch, maar het is zo aanstekelijk opgeschreven dat je toch zin krijgt er een keer heen te gaan.
Zijn scherpste pijlen richt De Botton op het seculiere geloof in het onderwijs als motor van morele vooruitgang: hét project van de Verlichting. Universiteiten - en dan bij uitstek de geesteswetenschappen - worden geacht de studenten moreel op een hoger plan te tillen, zegt De Botton. In plaats daarvan leveren de geesteswetenschappen cultureel onderlegde, maar ethisch verwarde alfawetenschappers af, die zich met terechte paniek afvragen hoe ze zich de rest van hun leven op rendabele wijze moeten bezighouden. Religies als het jodendom en het christendom pakken het onderwijs veel grondiger aan. Kennis dient er een hoger doel: het vormen van de ziel. En om dat te bereiken, zetten ze elk denkbaar middel in: retorisch vernuft, kunst, herhaling, zelfs training via het lichaam. Hiertegen steekt seculier onderwijs mager af, aldus De Botton. Seculiere denkers menen dat mensen zich voor het leven laten vormen door concepten die ze één keer, rond hun twintigste, te horen krijgen 'via een docent die in een kale zaal zijn les opdreunt'.