In de jaren '70 schreef Robert Trivers, een Amerikaanse evolutionair bioloog, als laatstejaarsstudent een paar artikelen over de meedogenloze drive van onze genen om zichzelf te repliceren. Volgens zijn theorie van wederkerig altruïsme gedragen we ons af en toe vriendelijk tegen vreemden, omdat onze voorouders een quid pro quo winst behaalden dankzij hun daden van vrijgevigheid. In andere artikelen, betoogde Trivers dat er zoveel conflicten zijn in gezinnen, omdat de ouders niet dezelfde genen hebben en slechts de helft van hun genen delen met hun kinderen, die onderling - tenzij ze identieke tweelingen zijn - ook andere genetische belangen hebben.
Deze concepten werden door anderen gepopulariseerd, met name door Wilson in 'Sociobiology', Dawkins in 'The Selfish Gene' en Pinker in 'How the Mind Works'. Pinker noemde Trivers 'een ondergewaardeerd genie' en een van de grootste denkers over de analyse van gedrag en emotie. Als Trivers niet meer bekendheid geniet, kan dat te maken hebben met het feit dat hij sinds zijn jeugd worstelt met een bipolaire stoornis.
Trivers noemt bedrog een wezenlijk kenmerk van het leven, zelfs een noodzaak, gezien de gewelddadige strijd van de genen. Zelfs dieren hebben allerlei technieken om hun prooi te misleiden. De complexiteit van organismen spruit volgens Trivers - althans voor een deel - voort uit een wedloop tussen misleiding en de detectie van misleiding door anderen.
In zijn boek 'The Folly of Fools: The Logic of Deceit and Self-Deception in Human Life' schrijft Trivers dat mensen die het best zijn in het liegen en bedriegen zich vaak niet bewust zijn van hun gedrag, want wie zichzelf bedriegt kan ook makkelijker anderen misleiden. Vooral intelligente mensen blijken uit te blinken in zelfbedrog.
Bron(nen): New York Times