In het Louvre is deze week een prachtige tentoonstelling geopend, ‘L’Antiquité rêvée’, die de artistieke diversiteit laat zien waarmee beelden uit de klassieke oudheid terugkeerden in de 18e eeuw: de hernieuwde belangstelling voor de klassieke oudheid in de jaren 1720 tot 1770, de tegenbeweging tussen 1760 en 1790, en het hoogtepunt in het neoclassicisme na 1770.
Het meest opvallend is het nauwgezette naturalisme waarmee de meest triviale details werden weergegeven in 18e eeuwse beeldhouwkunst. Voorbeelden zijn de marmeren buste van Daniel Finch (1723) door John Michael Rysbrack en de buste van Philipp von Stosch (1727) door Edmé Bouchardon. Dit ontketende een revolutie in de Westerse kunst, die in Europa samenging met de opkomst van de wetenschappelijke observatie.
Met de jaren werd het verwijzen naar de oudheid een soort van politieke correctheid. Zelfs visionaire kunstenaars als Goya lieten zich ertoe verleiden, maar de fantasie nam de overhand. Duister en mysterieus licht viel over heroïsche personages in onwerkelijke landschappen.
Later ontwierpen Franse architecten al even onwerkelijke structuren met gigantische proporties. Étienne-Louis Boullée’s ‘Project for Newton’s Cenotaph: Elevation in Perspective’ leek wel een verzinsel van een bouwkundig ingenieur die gek geworden is, maar zijn werk inspireerde vele anderen.
Project for Newton’s Cenotaph - Étienne-Louis Boullée
Ten tijde van Napoleon bereikte het neoclassicisme extreme hoogten. De kroningsceremonie in 1804 had iets van een opera buffa die op de lachspieren zou werken, ware het niet dat dit het begin was van een dictatorschap en een oorlog die aan miljoenen mensen het leven zou kosten.
De expositie is nog te bezichtigen tot 14 februari 2011.
Bron(nen): Louvre New York Times