De groei van de Chinese economie is sterk afgezwakt: van meer dan 9 procent per jaar tussen 1990 en 2010 naar minder dan 7 procent nu. Dat is deels logisch, schrijft . Bij landen die sterk groeien neemt de dienstensector als aandeel van de totale output en werkgelegenheid toe, maar het groeipercentage van de productiviteit van de dienstensector is veel lager dan die van de industriële en agrarische sector. In elke economie neemt de groei af door deze verandering in de economische structuur, maar daarnaast zijn er nog veel meer redenen waarom de groei van de Chinese economie stagneert. Drie decennia van éénkindbeleid hebben het aantal werkende volwassenen sterk verminderd. De afschaffing van dat beleid en een daling van de kindersterfte zorgen ervoor dat er nu veel meer kinderen zijn. Daarbij leven ouderen langer door betere gezondheidszorg en minder armoede. Het gemiddelde aantal kinderen en ouderen dat moet worden onderhouden door een werkende volwassene neemt dus flink toe. De Wereldbank berekende dat het bbp per hoofd van de bevolking in
China in 2014 slechts 24 procent bedroeg van dat in de Verenigde Staten. Slechts vijf landen is het in de twintigste eeuw gelukt om te groeien van 24 procent of minder naar 60 procent of meer bbp per capita ten opzichte van de VS. Dat zijn Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Singapore en Hongkong. China heeft dus nog een lange weg te gaan. Over het algemeen wijst de geschiedenis uit dat democratische landen veel beter in staat zijn om een hoger welvaartsniveau te bereiken dan autocratische staten. Toen Taiwan, Japan en Zuid-Korea ongeveer 45 procent van het bbp per capita van de VS bereikten, waren het opkomende democratieën. Wil China echt doorgroeien dan is meer democratie nodig, maar dat zal erg moeilijk worden. Een dynamische moderne moet open zijn. Er is een goed functionerende rechterlijke macht nodig die onafhankelijk is van de overheid en zo corruptie de kop in kan drukken. Er blijkt een sterke correlatie tussen het bbp en een open overheid met weinig corruptie. De bevolking van China bestaat grofweg uit twee klassen. Of je staat geregistreerd als 'stedelijk' of als 'landelijk'. Stedelingen zijn vaak hoger opgeleid en hebben een betere toegang tot zorg. Plattelanders hebben het recht om het land te gebruiken. Maar die rechten worden vaak nietig verklaard, omdat
bedrijven lokale partijen omkopen en het land vervolgens met winst gaan verkopen. Dit systeem van landgebruik moet drastisch worden hervormd. Er zijn veel kleine bedrijven in China, maar er zijn heel weinig grote ondernemingen in het land. Negen van de tien grootste bedrijven, die high-techproducten exporteren zijn buitenlands. Een deel zal zich bewust in het buitenland hebben geregistreerd uit angst voor beslagleggingen door een overheid die tot 2007 geen privébezit erkende. Nog steeds is het financiële systeem grotendeels in staatshanden en staan er straffen op privéleningen.